lidwoorden, zelfstandige naamwoorden

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalSpeciaal OnderwijsLeerroute 6

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

De ridder slaapt in zijn tent.

Wat is het zelfstandig naamwoord?
A
ridder
B
in
C
slaapt
D
zijn

Slide 2 - Quizvraag

Hoe herken je een naamwoord?


Kun je er 'de', 'het' of 'een' voorzetten? 

Is het een mens, een dier of een ding? 

Slide 3 - Tekstslide

Aisha smeert tandpasta op haar tanden.

Wat is het zelfstandig naamwoord?
A
smeert
B
op
C
haar
D
tanden

Slide 4 - Quizvraag

De juf kijkt naar de kinderen.

Wat is het zelfstandig naamwoord?
A
de
B
juf
C
naar
D
kijkt

Slide 5 - Quizvraag

Opa staat bij de deur.

Wat is het zelfstandig naamwoord?
A
staat
B
bij
C
opa
D
de

Slide 6 - Quizvraag

Het paard snuffelt aan de wortel.

Wat is het zelfstandig naamwoord?
A
paard
B
snuffelt
C
de
D
aan

Slide 7 - Quizvraag

Buiten spelen heel veel kinderen.

Wat is het zelfstandig naamwoord?
A
buiten
B
veel
C
spelen
D
kinderen

Slide 8 - Quizvraag

De paarden hinniken in de wei.

Wat is het zelfstandig naamwoord?
A
wei
B
in
C
de
D
hinniken

Slide 9 - Quizvraag

De zon schijnt aan de hemel.

Wat is het zelfstandig naamwoord?
A
schijnt
B
de
C
zon
D
aan

Slide 10 - Quizvraag

waar kun je een zelfstandig naamwoord aan herkennen?

Slide 11 - Woordweb

Hoe herken je een naamwoord?


Kun je er 'de', 'het' of 'een' voorzetten? 

Is het een mens, een dier of een ding? 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Lidwoorden 
de 
het
een 

Slide 14 - Tekstslide

De ridder slaapt in zijn tent.

Wat is het lidwoord?
A
de
B
in
C
slaapt
D
zijn

Slide 15 - Quizvraag

De juf kijkt naar een kind.

Wat is het lidwoord?
A
een
B
juf
C
naar
D
de

Slide 16 - Quizvraag

Opa staat bij de deur.

Wat is het lidwoord?
A
staat
B
bij
C
opa
D
de

Slide 17 - Quizvraag

Het paard snuffelt aan een wortel.

Wat is het lidwoord?
A
paard
B
snuffelt
C
het
D
een

Slide 18 - Quizvraag

Drie paarden hinniken in de wei.

Wat is het lidwoord?
A
wei
B
in
C
de
D
hinniken

Slide 19 - Quizvraag

De hond ligt in het hok.

Wat is het lidwoord?
A
hond
B
de
C
het
D
hok

Slide 20 - Quizvraag

De zon schijnt aan de hemel.

Wat is het lidwoord?
A
schijnt
B
de
C
de
D
zon

Slide 21 - Quizvraag