INTRODUCCIÓN

INTRODUCCIÓN
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

INTRODUCCIÓN

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb je nodig? =  Qué necesitas? 
  • motivatie = motivación 
  • het boek = el libro 
  • een computer = un ordenador 
  • papier = papel 
  • pen of potlood = bolígrafo o lápiz
  • koptelefoon = auriculares

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

HOY = VANDAAG
leer y comprender = lezen en begrijpen

escuchar y pronunciar = luisteren en uitspreken 

grammatica 
  • mannelijke en vrouwelijke woorden 
  • enkelvoud en meervoud

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

aprender español

Tú sabes español?

Sí, 
(tú) sabes mucho español? 

50 palabras
Spaans leren

Kun jij Spaans? 

Ja, 
jij kunt veel Spaans.

50 woorden

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

HABILIDADES

leer 
escuchar
escribir
hablar 
conversar
VAARDIGHEDEN

lezen 
luisteren
schrijven
spreken
gesprekken voeren

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

HABILIDADES

leer 
escuchar
escribir
hablar 
conversar
VAARDIGHEDEN

lezen 
luisteren
schrijven
spreken
gesprekken voeren

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Eschucha bien!

Pronuncia bien!

Practica todos los días!

Luister goed!

Spreek goed uit!

Oefen alle dagen!

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Video

Deze slide heeft geen instructies

hay 5 vocales
uno
dos
tres
cuatro
cinco

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spaanse woorden uitspreken ...
is best wel gemakkelijk. 
Je zegt wat er staat, bijvoorbeeld   a e r o p u e r t o 
Maar, ...
deze letters hebben extra aandacht nodig: 
c, g, j, ll, ñ, r, u, v, y, z
h, qu

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Practicar 
para 
memorizar.

Recursos
aquí abajo.

Oefenen
om te 
onthouden.

Hulpmiddelen
hieronder.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

het monument (m)
A
el momento
B
el minuto
C
el monumento
D
el museo

Slide 13 - Quizvraag

Mannelijke zelfstandige naamwoorden die op een -o eindigen. 
een minuut (m)
A
un momento
B
un minuto
C
un monumento
D
un museo

Slide 14 - Quizvraag

Mannelijke zelfstandige naamwoorden die op een -o eindigen. 
het feest (v)
A
la bicicleta
B
la familia
C
la fiesta
D
la paella

Slide 15 - Quizvraag

Vrouwelijke zelfstandige naamwoorden die op een -a eindigen. 
een familie (v)
A
una bicicleta
B
una familia
C
una fiesta
D
una paella

Slide 16 - Quizvraag

Vrouwelijke zelfstandige naamwoorden die op een -a eindigen. 
de presentatie (v)
A
la información
B
la introducción
C
la presentación
D
la televisión

Slide 17 - Quizvraag

Vrouwelijke zelfstandige naamwoorden die op -ión eindigen. 
Het goede antwoord zat niet in de video.
de vader
A
el padre
B
la madre
C
el profesor
D
la profesora

Slide 18 - Quizvraag

Mannelijke personen en vrouwelijke personen. 
Geen van deze woorden zat in de video.

Slide 19 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Link

Deze slide heeft geen instructies

SINGULAR - PLURAL 1
Bij zelfstandige naamwoorden die op een klinker  eindigen, 
komt er in het meervoud een -s achter. 

chico   + s    -->   chicos 
chica   + s    -->   chicas
elefante   + s    -->   elefantes
taxi   + s    -->   taxis

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Link

Deze slide heeft geen instructies

SINGULAR - PLURAL 2
Als een zelfstandig naamwoord eindigt op een medeklinker
dan komt er in het meervoud -es achter

hospital  +  es   -- >  hospitales 
profesor  +  es   -- >  profesores 
ciudad  +  es   -- >   ciudades

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Link

Deze slide heeft geen instructies

een --> enkele

un chico
/
unos chicos

una chica
/
unas chicas
de/het --> de

el chico 
los chicos

la chica
/
las chicas 

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Link

Deze slide heeft geen instructies

van enkelvoud naar meervoud
Bekijk op de volgende 2 dia's hoe je van enkelvoud 
meervoud maakt
De meeste zijn logisch, maar er zijn een paar uitzonderingen.

Op dia 31 vind je een link naar een online oefening 
met dezelfde woorden.  

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

NEDERLANDS ENKELVOUD - MEERVOUD


  1. de krant - de kranten
  2. het huis - de huizen
  3. een potlood - enkele potloden
  4. het licht - de lichten
  5. de ster - de sterren
  6. een boek - enkele boeken
  7. een klok - enkele klokken
  8. een straat - enkele straten 
  9. de bank - de banken
  10. de maandag - de maandagen
  11. de hand - de handen
  12. de auto - de auto's 
  13. de bus - de bussen 
  14. een lerares - enkele leraressen
  15. de telefoon - de telefoons












SPAANS ENKELVOUD - MEERVOUD

uitzonderingen zijn vetgedrukt
  1. el periódico - los periódicos
  2. la casa - las casas
  3. el lápiz - los lápices
  4. la luz - las luces
  5. la estrella - las estrellas
  6. un libro - unos libros
  7. un reloj - unos relojes
  8. una calle - unas calles
  9. el sofá - los sofás
  10. el lunes - los lunes
  11. la mano - las manos
  12. el coche - los coches
  13. el autobús - los autobuses
  14. una profesora - unas profesoras
  15. el teléfono - los teléfonos

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

NEDERLANDS ENKELVOUD - MEERVOUD 


16. de tuin - de tuinen 
17. een bloem - de bloemen
18. een lied - enkele liederen
19. de schoen - de schoenen
20. de bloes - de bloezen
21. de vriend - de vrienden
22. het land - de landen
23. een roman - enkele romans
24. de wedstrijd - de wedstrijden
25. de bal - de ballen
26. de paraplu - de paraplu's 
27. een snoepje - enkele snoepjes
28. een gebakje - enkele gebakjes
29. de drank - de dranken
30. de koffie - de koffie's


SPAANS ENKELVOUD - MEERVOUD

uitzonderingen zijn vetgedrukt
16. el jardín - los jardines
17. una flor - unas flores
18. una canción - unas canciones 
19. el zapato - los zapatos
20. una blusa - unas blusas
21. el amigo - los amigos
22.el país -  los países
23. una novela - unas novelas
24.el partido -  los partidos
25.la pelota -  las pelotas
26.el paraguas -  los paraguas 
27. un caramelo - unos caramelos
28. un pastel - unos pasteles
29. la bebida - las bebidas
30. el café - los cafés

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies