Erfelijkheid basisstof 6 en 7

Kruisingen herhalen
Stap 1 bedenk het genotype en fenotype van de ouders
Stap 2 maak een schema
Stap 3 vul het schema in
Stap 4 stel het genotype en fenotype vast
A
a
A
AA
Aa
a
Aa
aa
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare school

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Kruisingen herhalen
Stap 1 bedenk het genotype en fenotype van de ouders
Stap 2 maak een schema
Stap 3 vul het schema in
Stap 4 stel het genotype en fenotype vast
A
a
A
AA
Aa
a
Aa
aa

Slide 1 - Tekstslide

Herhalen stambomen
Stap 1 stel vast welk fenotype elk gezinslid heeft
Stap 2 stel het genotype vast van het kind met een afwijkend fenotype

Slide 2 - Tekstslide

Stap 3 Schrijf bij de stamboom wat je nu weet van de andere gezinsleden
Stap 4 Zet bij zoveel mogelijk gezinsleden het genotype voor een eigenschap

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Een moeder met genotype AA voor bruin haar krijgt een kind met een vader met genotype Aa. Wat kan het genotype van het kind zijn?
A
AA
B
aa
C
Aa

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Tekstslide

Welk genotype heeft nummer 4 in de stamboom?
A
AA
B
Aa
C
aa

Slide 7 - Quizvraag

Welk genotype kan nummer 1 hebben in de stamboom?
A
Aa
B
aa
C
AA

Slide 8 - Quizvraag

geslachtelijke voortplanting
= het versmelten van twee willekeurige geslachtscellen met elkaar

er ontstaan organismen (nakomelingen) met telkens andere genotypen


Slide 9 - Tekstslide

kunstmatige selectie
= van de nakomelingen worden alleen de individuen met de meest gunstige eigenschappen gebruikt voor verdere kruisingen


Slide 10 - Tekstslide

Veredeling
Door kruisingen en kunstmatige selectie probeert men een combinatie van gunstige eigenschappen in één nakomeling te krijgen.


Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Ongeslachtelijke voortplanting
Verschillende methoden
De nakomelingen hebben exact dezelfde genen als de oorspronkelijke plant 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Bij veel insecten vindt inwendige bevruchting plaats.
Wat voor een soort voortplanting is dit?
A
ongeslachtelijke voortplanting
B
geslachtelijke voortplanting
C
ongeslachtelijke en geslachtelijke voortplanting

Slide 16 - Quizvraag

Vrouwtjes vissen zetten eitjes af. Vervolgens bevrucht een mannetjes vis deze eitjes.
Wat voor een soort voortplanting is dit?
A
ongeslachtelijke voortplanting
B
geslachtelijke voortplanting
C
ongeslachtelijke en geslachtelijke voortplanting

Slide 17 - Quizvraag

Mutaties
= een plotselinge verandering van het genotype
kan in elke cel plaatsvinden (zowel lichaamscel als geslachtscel)


Slide 18 - Tekstslide

mutaties
De invloed van een mutatie:
1. lichaamscel: enkel het genotype van de lichaamscel verandert; het genotype van de andere lichaamscellen verandert niet, dus deze mutatie heeft weinig invloed.

2. geslachtscel: na bevruchting komt het gemuteerde gen terecht in de eicel. Hieruit ontwikkelt zich een nakomeling dat in elke lichaamscel een gemuteerd gen heeft, dus deze mutatie heeft veel invloed.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Bij een mutatie in welk type cellen zijn de gevolgen het grootst?
A
Bij een mutatie in bloedcellen.
B
Bij een mutatie in geslachtscellen.
C
Bij een mutatie in huidcellen.

Slide 21 - Quizvraag

Wanneer wordt een mutatie in cellen doorgegeven aan je kinderen?
A
Als de mutatie plaatsvindt in geslachtscellen
B
als de mutatie plaatsvindt in je lichaamscellen
C
als de embryo een mutatie heeft in zijn/haar cellen

Slide 22 - Quizvraag

op welke twee manieren kan het genotype veranderen?
A
door mutaties en door geslachtelijke voortplanting
B
door mutaties en door ongeslachtelijke voortplanting
C
door mutaties en het milieu
D
door ongeslachtelijke voortplanting en het milieu

Slide 23 - Quizvraag