5.4 Dominant vs recessief

5.4 Dominant vs recessief
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

5.4 Dominant vs recessief

Slide 1 - Tekstslide

Leren voor de toets
Hoofdstuk erfelijkheid en evolutie. Basisstof 1 t/m 8 + 11
Plus een extra opdrachten boekje. 


Slide 2 - Tekstslide

In deze les leer je over
- Herhaling 5.3
meiose, mitose, eeneiige tweeling, genotype, fenotype. 
- dominante en recessive allelen
- Gensymbolen

Slide 3 - Tekstslide

Bij geslachtelijke voortplanting ontstaan nieuwe genotypen in de nakomelingen
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Bij ongeslachtelijk voortplanting is het genotype van de nakomelingen een kloon van de ouder.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Hoe kan een eeneiige tweeling ontstaan?
A
Bij de ovulatie komen 2 eicellen vrij die beide worden bevrucht
B
een eicel wordt bevrucht door 2 zaadcellen
C
Bij een bevruchte eicel raken cellen van elkaar los tijdens de eerste delingen

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 10
Men kruist een bruine cavia met een witte cavia. De dieren uit de F1 zijn allen lichtgeel. Twee dieren uit de F1 worden onderling gekruist en krijgen nakomelingen (F2). Noteer welke fenotypen in de F2 voorkomen en in welke verhoudingen. 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 11
Een plant met smalle bladeren wordt gekruist met een plant met brede bladeren. De planten in de F1 hebben allen ovale bladeren. In een tweede kruising wordt een plant met ovale bladeren gekruist met een plant met brede bladeren. Noteer welke fenotypen in de nakomelingen van de tweede kruising voorkomen en in welke verhoudingen.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Twee genen van een genenpaar bevatten informatie voor dezelfde erfelijke eigenschap
A
Juist
B
onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Een voorbeeld van een allel bij cavia's is:
A
Een bruine vachtkleur
B
oogkleur
C
gedrag
D
vachtkleur

Slide 16 - Quizvraag

Bij een runderen is het roodharige allel ressesief en het zwartharige allel dominant.
Wat is het genotype van een roodharige koe?
A
AA
B
Aa
C
aa
D
AA of Aa

Slide 17 - Quizvraag

Bij een runderen is het roodharige allel ressesief en het zwartharige allel dominant. Wat is het genotype van een zwartharige koe?
A
AA
B
Aa
C
aa
D
AA of Aa

Slide 18 - Quizvraag

Bij een runderen is het roodharige allel ressesief en het zwartharige allel dominant.
Hoe noem je het genotype van een roodharige koe?
A
heterozygoot
B
homozygoot dominant
C
homozygoot recessief

Slide 19 - Quizvraag

Bij rundvee is zwartbont dominant over roodbont (zwartbont = A en roodbont = a). Uit twee zwartbonte ouders ontstaat een roodbont kalf. Welke genotypes hebben de ouders dan?
A
AA x aa
B
Aa x Aa
C
aa x aa
D
AA x Aa

Slide 20 - Quizvraag

Huiswerk
Basisstof 4 en 11 
maken opdracht 10, 11, 30, 31, 32

Slide 21 - Tekstslide

11. Kruisingen

Slide 22 - Tekstslide

Leerdoelen 11.4

- Je kunt met behulp van een kruisingsschema voorspellen wat de kans op een bepaald fenotype bij de F1 generatie is.

Slide 23 - Tekstslide

Stappenplan
Stap 1: Noteer de gegevens die bekend zijn
Stap 2: Wat is het fenotype en genotype van de P-generatie
Stap 3: Wat zijn de geslachtscellen van de P-generatie
Stap 4: Maak met een kruisingsschema de F1 zichtbaar
Stap 5: Lees de vraag goed en geef antwoord

Slide 24 - Tekstslide

Labradors
Bij labradors is het gen voor een zwarte vacht (A) dominant over het gen voor een gele vacht (a).
Een zwartharig vrouwtje (homozygoot) paart met een geelharig mannetje. Wat is de kans op een zwartharige pup?

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide