herhaling H6

Nask 2 TL3
Herhaling H6
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nask 2 TL3
Herhaling H6

Slide 1 - Tekstslide

6.1 Reactiesnelheid

Slide 2 - Tekstslide

6.1 Wat betekenen de begrippen reactiesnelheid en reactietijd?

Slide 3 - Open vraag

6.1 Als de temperatuur tijdens een reactie wordt verhoogd, stijgt de reactiesnelheid
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quizvraag

6.1 Als de concentratie van een stof groter wordt zijn er minder deeltjes die kunnen botsen en zorgen voor een reactie
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

6.1 Een reactie wordt veroorzaakt doordat moleculen tegen elkaar botsen en zo de stof(fen) laten veranderen
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quizvraag

6.2 Reactiesnelheid vergelijken

Slide 7 - Tekstslide

Om te onderzoeken welke reactiesnelheid het grootst is kan je de reactieproducten meten
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quizvraag

6.3 Molecuulmassa en massaverhouding

Slide 9 - Tekstslide

Atoommassa's en molecuulmassa's 
Atoommassa van ieder atoom aflezen 
  • Periodiek systeem op blz. 260

Molecuulmassa berekenen
  • Atoommassa's van alle atomen in 1 molecuul bij elkaar optellen


Slide 10 - Tekstslide

Chemisch rekenen deel 4
Stoffen hebben massa's, stoffen bestaan uit moleculen, moleculen bestaan uit atomen, dus atomen hebben massa's.
De massa van een waterstofatoom is 1,68x10-27 kg! 

Niet zo handig he? 
Daarom is de atomaire massa-eenheid bedacht. 
1 u = 1,67x10-27 kg

Slide 11 - Tekstslide

Wat is de atoommassa van zilver?

Slide 12 - Open vraag

Bereken de molecuulmassa van
tri-fosfor-di-oxide

Slide 13 - Open vraag

 6.3
Jut en Jul doen een experiment. Ze laten koolstof met zuurstof reageren, er ontstaat dan koolstofdioxide. 
Laat met de volgende stappen zien hoeveel zuurstof er nodig is om 80 gram koolstof om te zetten in koolstofdioxide
  1. Maak een kloppende vergelijking
  2. Zet onder deze vergelijking de molecuulmassa per stof.
  3. Bepaal de massaverhouding
  4. Voer de berekening uit m.b.v een verhoudingstabel                                                  
timer
5:00

Slide 14 - Tekstslide

6.4 Rekenen aan reacties

Slide 15 - Tekstslide

Bij de verbranding van glucose reageert glucose met zuurstof volgens de volgende reactie:
C6H12O6+6O26CO2+6H2O
Bereken de massa van glucose en van zuurstof zoals ze in de reactie staan weergegeven.
C6H12O6
6O2
176 u
180 u
170 u
192 u
32 u
16 u

Slide 16 - Sleepvraag

In deze reactie is 50 gram glucose en 60 gram zuurstof aanwezig. Blijft er na deze reactie iets over?
 Bereken hiervoor eerst hoeveel zuurstof hiermee reageert
C6H12O6+6O26CO2+6H2O
192
:180
:180
x180
x180
: 50
: 50
x 50
x 50
53
53
192

Slide 17 - Sleepvraag

Ik weet wat ik moet leren voor de toets en heb geen vragen meer dus kan aan de slag met de oefentoets in Pulsar
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Hoe bereken je de overmaat?
Voorbeeld:
2 Ca + O2 --> 2 CaO
Voor 5 gram calcium heb je 2,4 gram zuurstof nodig. 
Stel er is 3 gram zuurstof aanwezig. 
Dan is zuurstof met 3-2,4 = 0,6 gram in overmaat aanwezig. 

Slide 19 - Tekstslide