2h grammatica- onderwerpen

    2.1 Grammatica - Welkom
Op je tafel:
Tablet/ werkboek/ schrift Nederlands



Zinsdelen... geen woordsoorten
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

    2.1 Grammatica - Welkom
Op je tafel:
Tablet/ werkboek/ schrift Nederlands



Zinsdelen... geen woordsoorten

Slide 1 - Tekstslide

Planning 
  • Lesdoel
  • Uitleg + vragen
  • Maken: opdracht
  • Lesdoelen check

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het einde van de les...
  • kun je de soorten onderwerpen benoemen.
  • kun je congruentiefouten herkennen.



Slide 3 - Tekstslide

Regels LessonUp
- Je logt in met een normale naam.
- De uitleg staat op een gele dia -> zijn we daar, dan is het stil.  
- Iedereen beantwoordt de vragen in stilte. 

- Ga naar www.LessonUp.com 
- Voer de code in.

Slide 4 - Tekstslide

Hoe vind je het onderwerp?

Slide 5 - Open vraag

Het onderwerp (ond)
Je kunt het onderwerp vinden door de vraag:
Wie of wat + het werkwoordelijk gezegde?
Het antwoord op deze vraag is het onderwerp.

Als onderwerp koos hij pooldieren.
Wie of wat koos?
Antwoord: hij

Slide 6 - Tekstslide

Wat is het onderwerp?

Wij fietsen naar school toe.
A
Wij
B
fietsen
C
naar school
D
toe

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?

Het is mooi weer vandaag.
A
Het
B
is
C
mooi weer
D
vandaag.

Slide 8 - Quizvraag

Loos onderwerp
In een zin kan ook een loos onderwerp voorkomen. Dat is het woordje 'het'. Loos = leeg: het onderwerp heeft geen betekenis.
Loos onderwerp staat meestal in een zin over het weer!!

VB: Het regent hard. 
        Het is aan het stormen.
        Het is mooi weer.

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het onderwerp?
Het gaat hard stormen.

Slide 10 - Open vraag

Wat is het onderwerp?

Er werd hard gejuicht.
A
Er
B
werd
C
hard
D
gejuicht.

Slide 11 - Quizvraag

Plaatsonderwerp
Het woord ‘er’ is een vorm van een onderwerp. 
Vaak (maar niet altijd) vervangt dat woord het eigenlijke onderwerp, dat verderop in de zin wordt vermeld. 
VB: Er komen vanavond veertig mensen. (eigenlijke onderwerp)
'Veertig mensen' noemen we dan ook het eigenlijke onderwerp. Het woord ‘er’ noemen we het plaatsonderwerp.

Er komt niet altijd een eigenlijke onderwerp in zo een zin voor.
VB: Er werd op de tribunes gejuicht. (Het eigenlijke onderwerp ontbreekt)

Slide 12 - Tekstslide

Wat is het eigenlijke onderwerp en wat is het plaatsonderwerp?
Er worden 100 mensen verwacht.

Slide 13 - Open vraag

Staat er een onderwerp in de volgende zin? Ja of nee?

Schiet eens op!

Slide 14 - Open vraag

Ontbreken van het onderwerp
Het onderwerp ontbreekt in zinnen die in de gebiedende wijs staan.
Bij de gebiedende wijs spreek je iemand aan. Die aangesprokene is het ontbrekende onderwerp in de zin.
VB: Sta op!
        Wees eens stil!

Slide 15 - Tekstslide

Het woord ‘er’ in de zin: 'Er komen vanavond waarschijnlijk veertig mensen', is een...
A
loos onderwerp
B
plaatsonderwerp
C
gebiedende wijs zin
D
gewoon onderwerp

Slide 16 - Quizvraag

Het woordje ‘het’ in de zin: 'Vanavond is het koopavond', is een...
A
plaatsonderwerp
B
gebiedende wijs zin
C
loos onderwerp
D
gewoon onderwerp

Slide 17 - Quizvraag

Congruentiefout
De persoonsvorm en het onderwerp van een zin zijn op elkaar afgestemd. Dit heet congruentie (ik maak/wij maken). 
Gebruik je een enkelvoudige persoonsvorm bij een meervoudig onderwerp, dan maak je een congruentiefout.

VB: De media maakt/maken    --> De media = meervoud --> pv meervoud
        De groep leerlingen werd/werden  --> De groep (leerlingen) e.v. --> pv e.v.

Slide 18 - Tekstslide

Staat er een congruentiefout in de volgende zin?

Een deel van de leerlingen willen een 10 voor Nederlands halen.
A
Ja
B
Nee

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de congruentiefout in de volgende zin?

Hij wachtte op jou en wij wachtte weer op hem.

Slide 20 - Open vraag

Maken 2.1
Opdracht 1 t/m 7 (blz. 93, deel 1)
Klaar? Steek je vinger op en dan krijg je een werkblad.

timer
15:00
Met wie? Zelfstandig
Ik loop rond voor vragen.

Slide 21 - Tekstslide

Lesdoelen check

Slide 22 - Tekstslide

Benoem alle zinsdelen (wg, loos ond/plaats ond, lv,
mv en bwb). Let op: niet alle zinsdelen staan erin!

Er werd een feest gegeven op dinsdagavond.
Noteer als hieronder en vul in na de dubbele punt
wg: 
plaats ond: 
etc.

Slide 23 - Open vraag

Staat er een onderwerp in de volgende zin? Zo ja, wat is het onderwerp en wat voor onderwerp is het?

Er werd trots gezongen.

Slide 24 - Open vraag

Staat er een onderwerp in de volgende zin? Zo ja, wat is het onderwerp en wat voor onderwerp is het?

Ga eens weg!

Slide 25 - Open vraag

Zit er een congruentiefout in de volgende zin?
De meeste mensen zetten hun kerstboom pas na Sinterklaas.
(behalve ik ;)
A
Ja
B
Nee

Slide 26 - Quizvraag

Wat is de congruentiefout in de volgende zin?
De drugs die in dat pand zijn gevonden, heeft een straatwaarde van 100.000 euro.

Slide 27 - Open vraag

Wat ging er goed? En waar heb je nog moeite mee?

Slide 28 - Open vraag

Heb je nog een tip of top voor mij?

Slide 29 - Open vraag