Betoog les 1: stellingen, argumenten en signaalwoorden

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Nederlands
Schrijven 1: betoog
les 1
vwo 1

Slide 2 - Tekstslide

Lezen
10 minuten
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

P2 Schrijven 1: betoog
  • Schrijven 1 – betoog                        
  • telt 3x

Slide 4 - Tekstslide

Schrijven - Betoog
  • Tekstdoel: overtuigen
  • Tekstsoort: betogende tekst
  • Tekstvorm: betoog 

  • Tijdens de toets schrijf je een betoog dat bestaat uit: 5 alinea’s: inleiding (1), kern (3), slot (1). 
  • Iedere alinea bestaat minimaal uit 5 zinnen. 
  • Onderwerp van het betoog? Wordt bekend tijdens de toets.

Slide 5 - Tekstslide

Leerdoelen lessenserie

  • Je kunt vóór het schrijven een bouwplan maken.

  • Je kunt een overtuigende tekst schrijven op basis van een bouwplan.

Natuurlijk gaan we nog veel meer leren! Maar hierover later meer!

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen deze les

  • Aan het einde van deze les… 

  • … weet je wat een stelling is én wat argumenten en signaalwoorden zijn. 



Slide 7 - Tekstslide

Warming-up
  • Er verschijnt steeds 1 stelling op het scherm.
  • Ben je het met de stelling eens? Dan ga je staan.
  • Ben je het met de stelling oneens? Dan blijf je zitten.
  • De docent vraagt bij iedere stelling een aantal leerlingen om uit te leggen waarom zij het eens of oneens zijn met de stelling.
  • Denk dus steeds goed en serieus na waarom je het eens of oneens bent met de stelling.

Slide 8 - Tekstslide

Stelling 1  

Er moeten voortaan energiedrankjes worden verkocht in de kantine van het ATC.  

Eens? Ga staan
Oneens? Blijf zitten

Slide 9 - Tekstslide

Stelling 2

Het luisteren van muziek mag niet meer worden toegestaan tijdens de lessen op het ATC.

Eens? Ga staan
Oneens? Blijf zitten

Slide 10 - Tekstslide

Stelling 3

Voortaan moet de telefoon een week lang worden ingenomen, als je wordt betrapt.

Eens? Ga staan
Oneens? Blijf zitten

Slide 11 - Tekstslide

Stelling 4

Het dragen van een uniform moet voortaan verplicht worden op het ATC.

Eens? Ga staan
Oneens? Blijf zitten

Slide 12 - Tekstslide

Stelling 5

Voortaan mogen leerlingen niet meer naar buiten tijdens de pauze.

Eens? Ga staan
Oneens? Blijf zitten

Slide 13 - Tekstslide

Stelling, mening en argumenten
  • Stelling Een uitspraak waar je het mee eens of oneens kan zijn.
  • Het ATC is een fijne school.

  • Mening Wat je ergens van vindt. Een ander kan het hier (on)eens mee zijn.
  • Ik vind het ATC een fijne school.

  • Argumenten Met argumenten leg je uit waarom je iets vindt.
  • Op het ATC luisteren de docenten goed naar de leerlingen.  


Slide 14 - Tekstslide

Argumentatie-structuur
  • Soms is het lastig om het standpunt en het argument van elkaar te onderscheiden in een tekst.
_____________________________________
  • Want en daarom zijn handige hulpmiddelen om het verschil te zien.

Slide 15 - Tekstslide

Signaalwoorden
  • Signaalwoorden
  • Argumenten kun je vaak herkennen aan signaalwoorden.

  • Ik vind het ATC een fijne school, omdat de docenten op het ATC goed naar de leerlingen luisteren.  

  • Ik vind het ATC een fijne school, want de docenten op het ATC luisteren goed naar de leerlingen.  

  • en, ook, verder, ten eerste/ten tweede, in de eerste plaats/in de tweede plaats, daarnaast, bovendien, vervolgens, ten slotte, als laatste

Slide 16 - Tekstslide

Aan de slag!
Opdracht: Benoem in iedere zin (op de volgende slides) de stelling en het argument. 

Voorbeeld Programmeren moet een verplicht vak worden op de middelbare school, want programmeren is de toekomst.

Stelling: Programmeren moet een verplicht vak worden op de middelbare school. Argument: Programmeren is de toekomst.

Slide 17 - Tekstslide

Benoem de stelling en het argument.

1. Oude mensen zouden elk jaar opnieuw rijexamen moeten doen. Mijn opa is bijvoorbeeld een gevaar op de weg.

Slide 18 - Open vraag

Benoem de stelling en het argument.

2. Je kunt beter niet naar houseparty’s gaan, want housemuziek is slecht voor je gehoor.

Slide 19 - Open vraag

Benoem de stelling en het argument.

3. Volgens mij moet je die webcam niet kopen. In een test van de consumentenbond werd hij heel slecht beoordeeld.

Slide 20 - Open vraag

Benoem de stelling en het argument.

4. Ik ben in de pauze van de film weggegaan. Ik vond er helemaal niets aan.

Slide 21 - Open vraag

Benoem de stelling en het argument.

5. Door de drukte kunnen we bijna niet oversteken. In het centrum zouden auto’s verboden moeten worden.

Slide 22 - Open vraag

Benoem de stelling en het argument.

6. Windenergie is niet meer nodig, omdat er andere alternatieven zijn.

Slide 23 - Open vraag

Benoem de stelling en het argument.
7. Reclamespotjes voor leningen moeten verboden worden, want jongeren lenen veel te gemakkelijk geld voor luxeartikelen.

Slide 24 - Open vraag

Benoem de stelling en het argument.

8. Dierentuinen moeten verboden worden, want het is zielig voor de dieren.

Slide 25 - Open vraag

Benoem de stelling en het argument.

9. Cosmetische chirurgie moet verboden worden, omdat het duur is en de patiënt onnodig risico loopt.

Slide 26 - Open vraag

Benoem de stelling en het argument.

10. Huiswerk moet in de les gemaakt worden, want thuis hebben scholieren andere bezigheden.

Slide 27 - Open vraag

Wat ging goed?

Slide 28 - Tekstslide

Ik weet wat argumenten zijn.

Ja
Nee
Een beetje

Slide 29 - Poll

Ik weet wat een stelling is.

Ja
Nee
Een beetje

Slide 30 - Poll

Ik weet wat een betoog is.

Ja
Nee
Een beetje

Slide 31 - Poll