Voegwoorden basisschool

Doel van deze les:
We gaan vandaag leren hoe je zinnen
zinnen vormt met voegwoorden.

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Doel van deze les:
We gaan vandaag leren hoe je zinnen
zinnen vormt met voegwoorden.

Slide 1 - Tekstslide

Schrijf één ding over jezelf op.
Bijvoorbeeld: Ik houd van pizza.

Slide 2 - Open vraag

Schrijf nog één ding over jezelf op
Bijvoorbeeld: Ik houd van friet

Slide 3 - Open vraag

Probeer nu van die twee zinnen
één zin te maken.

Slide 4 - Open vraag

Welk woord heb je tussen
de twee zinnen gezet?

Slide 5 - Woordweb

Wat weet je al over een voegwoord?
• 

• 
Een voegwoord ...
... voegt twee of meer zinnen samen tot een zin. 
De voegwoorden ...
... en, of, maar en want verbinden twee hoofdzinnen met elkaar. 

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeelden van voegwoorden die in
bijzinnen staan zijn:
omdat,  doordat,  zodat,  nadat, voordat,  terwijl en  totdat.  

Zij hebben de band opgepompt.
Zij stappen op de fiets.

Zij hebben de band opgepompt, voordat zij op de fiets stappen.

Slide 7 - Tekstslide

Zij hebben de band opgepompt. Zij stappen op de fiets.

Zij hebben de band opgepompt, voordat zij op de fiets stappen. Wat valt je op?

Slide 8 - Open vraag

We gaan naar buiten. We gaan met de bal spelen.

We gaan naar buiten, omdat we met de bal gaan spelen.
Wat valt je op ?

Slide 9 - Open vraag

De voegwoorden en, of, maar en want  verbinden twee hoofdzinnen met elkaar. 
Voorbeelden van voegwoorden die in
bijzinnen staan zijn:  
omdat,  doordat,  zodat,  nadat, 
voordat,  terwijl,   totdat. 
 

Als je een van deze voegwoorden
gebruikt om zinnen te verbinden, krijg  je een hoofdzin en een bijzin.
In de bijzin verandert de woordvolgorde.

Slide 10 - Tekstslide

Sanne heeft zich gedoucht, ............. ze op de boerderij heeft gespeeld.

Welk voegwoord past het best op het stippellijntje?
A
zodat
B
nadat
C
terwijl
D
totdat

Slide 11 - Quizvraag

Klik op de zin met het juiste voegwoord.
A
Kees kan niet goed lopen, voordat hij van de trap is gevallen.
B
Kees kan niet goed lopen, totdat hij van de trap is gevallen.
C
Kees kan niet goed lopen, doordat hij van de trap is gevallen.
D
Kees kan niet goed lopen, terwijl hij van de trap is gevallen.

Slide 12 - Quizvraag

De auto staat voor het zebrapad, .................. de voetganger oversteekt.

Welk voegwoord past het best op het stippellijntje?
A
totdat
B
terwijl
C
zodat
D
nadat

Slide 13 - Quizvraag

Verbind de volgende zinnen met het voegwoord: zodat .

Er staan stoplichten bij dit kruispunt.
Er gebeuren geen ongelukken.

Slide 14 - Open vraag

Hoe kan je de zin het best afmaken?

Martin vult het antwoord in, nadat ..................

A
......hij klaar is met het werk.
B
.......hij is begonnen.
C
.......hij er goed over heeft nagedacht.
D
........hij de vraag even snel had gelezen.

Slide 15 - Quizvraag

Nog even je geheugen opfrissen!

Welke voegwoorden verbinden 2 hoofdzinnen met elkaar ?
A
en, omdat, doordat, want
B
maar, doordat, omdat, terwijl
C
omdat, doordat, terwijl, en
D
en, of, maar, want

Slide 16 - Quizvraag

Bij alle voegwoorden plaats je een komma voor het voegwoord.
Behalve bij het voegwoord .......
A
maar
B
en
C
of
D
want

Slide 17 - Quizvraag


Klik op het goede antwoord.

Als je een hoofdzin verbindt met een bijzin .......
A
verandert de woordvolgorde in de bijzin.
B
verandert de woordvolgorde in de hoofdzin.
C
verandert er niets.
D
gebruik je het voegwoord "en".

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het voegwoord?
Mijn vriend bleef altijd van mijn tikkels af, want hij heeft een hekel aan harde snoepjes.
A
Vriend
B
tikkels
C
want
D
een

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het voegwoord?
Nu moet ik mijn tikkels verstoppen of hij eet ze allemaal op.
A
hij
B
eet
C
op
D
of

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het voegwoord?
We kijken hoe mensen eruit zien en bepalen dan vaak onbewust hoe ze zijn.
A
Mensen
B
zien
C
en
D
hoe

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het voegwoord?
Ik snap best dat mensen schrikken van mijn uiterlijk. Maar dat is hun probleem.
A
maar
B
uiterlijk
C
mijn
D
dat

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het voegwoord?
Ik leef harstikke sober, maar hou wel van lekker eten.
A
ik
B
harstikke
C
maar
D
lekker

Slide 23 - Quizvraag

Maak de zin af:
De auto heeft een lekke band, dus...

Slide 24 - Open vraag

Maak de zin af:
Ik ga graag bij opa en oma logeren, want...

Slide 25 - Open vraag

Het voegwoord legt het verband uit tussen de hoofdzin en de bijzin.
Het voegwoord opdat wordt gebruikt bij.....
A
reden
B
oorzaak
C
gevolg
D
doel

Slide 26 - Quizvraag

Het voegwoord legt het verband uit tussen de hoofdzin en de bijzin.
Het voegwoord omdat wordt gebruikt bij....
A
reden
B
oorzaak
C
gevolg
D
doel

Slide 27 - Quizvraag

Het voegwoord legt het verband uit tussen de hoofdzin en de bijzin.
Het voegwoord doordat wordt gebruikt bij...
A
reden
B
oorzaak
C
gevolg
D
doel

Slide 28 - Quizvraag

Het voegwoord legt het verband uit tussen de hoofdzin en de bijzin.
Het voegwoord zodat wordt gebruikt bij....
A
reden
B
oorzaak
C
gevolg
D
doel

Slide 29 - Quizvraag

Is in de volgende zin het juiste voegwoord gebruikt?
Jasper gaat expres langzaam eten, ZODAT Thijmen lang moet wachten.
A
Ja
B
Nee

Slide 30 - Quizvraag

Is in de volgende zin het juiste voegwoord gebruikt?
Je meet je temperatuur, OMDAT je weet of je koorts hebt.
A
Ja
B
Nee

Slide 31 - Quizvraag