Oefentoets paragraaf 3.2 + 3.4

Oefentoets paragraaf 3.2 + 3.4
  • Probeer het zoveel mogelijk uit je hoofd te doen, maar je mag je boek erbij gebruiken. 
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo k, mavoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets paragraaf 3.2 + 3.4
  • Probeer het zoveel mogelijk uit je hoofd te doen, maar je mag je boek erbij gebruiken. 

Slide 1 - Tekstslide

Veel succes!



Neem je tijd en doe je best!

Slide 2 - Tekstslide

Paragraaf 3.2: Europa wordt christelijk!

Slide 3 - Tekstslide

Wat is de beste omschrijving van het begrip geestelijken?
A
mensen die in God geloven
B
mensen die iedere week naar de kerk gaan
C
mensen die in dienst zijn van de kerk
D
mensen die voor andere mensen bidden

Slide 4 - Quizvraag


Wie zie je op de afbeelding?
A
Geen van de genoemde namen is juist
B
Een Viking-leider
C
Karel de Grote
D
Willibrord

Slide 5 - Quizvraag


Gebruik de bron
Monniken hadden een aantal taken. Zo schreven zij bijvoorbeeld boeken over.
➤Noem nog twee taken van monniken die niet op de afbeelding te zien zijn.
Gebruik de bron 

Slide 6 - Open vraag


Wie probeerden in het tijdvak van 'Monniken & Ridders' heidenen tot christenen te bekeren?
A
Missionarissen
B
Leenheren
C
Horigen
D
Moren

Slide 7 - Quizvraag

Deze opdracht gaat over de oude tekst die in je lesboek staat:

'Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic enda thu wat unbidan we nu?'

Hieronder staan drie feiten en één verzinsel. Welke is het verzinsel?

A
In modern Nederlands staat er: 'Alle vogels hebben nesten gebouwd behalve jij en ik. Waar wachten we nog op?'
B
Het is een oud mengsel van Nederlands en Engels.
C
Het is de oudst bewaarde Nederlandse tekst.
D
De zin is geschreven door een monnik die verliefd was en een gezin wilde stichten.

Slide 8 - Quizvraag


Je kunt het plaatje  hiernaast groter maken. Welke zinnen passen bij het plaatje?
A
A, D, E
B
A, B, E
C
B, D, E
D
A, C, D

Slide 9 - Quizvraag


Door het harde leven gingen veel mensen het christendom extra belangrijk vinden. 

➤Waarom was dat zo? 
A
De mensen hoopten dat God hen zou beschermen tegen honger, ziekte en dood.
B
In de Bijbel staat hoe je betere medicijnen kunt maken en hoe je grotere oogsten kunt krijgen.
C
Als je christen was, mocht je in een klooster wonen. Daar was wel genoeg voedsel.
D
Als je arm, maar goed geleefd had, werd je na je dood erg rijk in de hemel.

Slide 10 - Quizvraag

➤Zet de volgende geestelijken in de juiste volgorde van macht. Begin met de geestelijke die het machtigst is, en eindig met de geestelijke die het minst machtig is.
Priester
Paus
Bisschop
Monnik

Slide 11 - Sleepvraag


In het tijdvak van Monniken & Ridders....
A
... woonden de monniken en nonnen tussen de gewone mensen om zich aan hun christelijke geloof te wijden.
B
... woonden veel gewone mensen in kloosters om zich te bekeren en geestelijke te worden.
C
... geloofden de Germaanse heidenen eerst in meerdere goden en bekeerden missionarissen hen later tot de christelijke godsdienst.
D
... werd het christendom via het vasteland van Europa naar Engeland gebracht door rondreizende missionarissen.

Slide 12 - Quizvraag

Gebruik de bron en de vier feiten (A-D).
Welk feit past het beste bij deze bron? Noteer de letter van de juiste zin.

A
Willibrord deed missiewerk in Ierland, Groot-Brittannië en Nederland.
B
Willibrord kon vorsten gemakkelijk bekeren tot het christendom.
C
Willibrord moest zijn werk met gevaar voor eigen leven doen.
D
Willibrord werd netjes behandeld door de Germaanse koningen.

Slide 13 - Quizvraag

Leg het begrip ¨bekeren¨ uit!

Slide 14 - Open vraag

In het tijdvak 'Monniken & Ridders' nam de macht van de kerk toe.
In welke zin wordt hier een juiste oorzaak van genoemd?
A
Veel geestelijken leefden afgezonderd van de samenleving en hierdoor hadden ze bij andere mensen veel aanzien.
B
Pastoors preekten op zondag in de dorpskerk hoe de mensen moesten leven om in de hemel te komen.
C
Geestelijken besteedden veel tijd aan het bestuderen van de Bijbel en andere boeken.
D
Er zijn veel christelijke feestdagen.

Slide 15 - Quizvraag

Welk begrip bedoelen we met: ¨Iemand die niet het goede geloof heeft¨

Slide 16 - Open vraag

Paragraaf 3.4: De opkomst van de islam

Slide 17 - Tekstslide

Wat hoort bij welk geloof?
Christendom
Islam
Beide
Koran
Bijbel
Jezus
Eén God
Mekka
Mohammed
Kerk

Slide 18 - Sleepvraag

Kies de juiste omschrijving voor het volgende begrip:

Moskee

A
Arabisch voor God
B
Godsdienst van moslims
C
plicht van moslims om hun godsdienst te verspreiden
D
Islamitisch gebedshuis

Slide 19 - Quizvraag

Vanaf welk jaartal vertelde Mohammed over de boodschappen die hij van Allah kreeg?
A
600
B
610
C
622
D
690

Slide 20 - Quizvraag

Wanneer verhuisde Mohammed van Mekka naar Medina en begint de Islamitische jaartelling?
A
600
B
610
C
622
D
690

Slide 21 - Quizvraag

Wanneer gaf ook Mekka zich over en ontstond er een Arabisch rijk?
A
610
B
622
C
630
D
800

Slide 22 - Quizvraag

Welke soort samenleving was er in de Arabische wereld?
A
landbouwsamenleving
B
landbouw-stedelijke samenleving
C
industriële samenleving
D
kennis samenleving

Slide 23 - Quizvraag

Moslimvorsten wilden geen massale bekering van christenen en joden. Leg uit waarom.

Slide 24 - Open vraag

Waarom verboden islamitische geestelijken het afbeelden van mensen en dieren in de moskee?

Slide 25 - Open vraag

Dit was de oefentoets
Ben je klaar?
  • Ga verder met Test Jezelf par 3.2 + 3.4 (blz. 54/55) in je werkboek

Slide 26 - Tekstslide