W40. Blok 1 lezen + blok 2

Planning 
-Instructie + nakijken opdr. vorige keer. 
- Zelfstandig werken 
- Leren toets 
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Planning 
-Instructie + nakijken opdr. vorige keer. 
- Zelfstandig werken 
- Leren toets 

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een tekstdoel?
A
Informeren
B
Instrueren
C
Overtuigen
D
combinatie van verschillende tekstdoelen

Slide 2 - Quizvraag

Tekstdoelen

Een nieuwsbericht heeft als tekstdoel:
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren

Slide 3 - Quizvraag

Sleep de uitleg naar het juiste tekstdoel:
informeren
instrueren
overtuigen
De schrijver wil....
Tekstdoel
je iets leren
je uitleggen hoe je iets moet doen
je overtuigen van zijn mening

Slide 4 - Sleepvraag

Wat is geen leesmanier?
A
Verkennend lezen
B
Grondig lezen
C
Zoekend lezen
D
Kritisch lezen

Slide 5 - Quizvraag

Nakijken opdrachten vorige keer/ afmaken opdrachten vorige keer...... 

Slide 6 - Tekstslide

Zelfstandig werken
- Maken opdracht 4, 5 en 7 op blz. 41 t/m 44. 
- Klaar? -> nakijken opdrachten + leren voor de toets. 

Slide 7 - Tekstslide

Planning
- Instructie + nakijken opdrachten vorige keer. 
- Zelfstandig werken
- Leren voor de toets

Slide 8 - Tekstslide

Publiek vaststellen 1
Een schrijver denkt niet alleen na over het doel van zijn tekst, maar ook over het publiek waar hij zich tot richt. 


Slide 9 - Tekstslide

Publiek vaststellen 
Publiek verschilt in leeftijd, bijvoorbeeld kinderen, jongeren, volwassenen of ouderen. 

Publiek verschilt ook in kennis en interesses. Je kan iets aan een algemeen publiek vertellen als je ervan uitgaat dat je verhaal interessant is voor een grote groep mensen.

Slide 10 - Tekstslide

Afbeeldingen
- Een afbeelding trekt de aandacht van de lezer.
- Een afbeelding is nodig om de tekst te begrijpen. 
- Een afbeelding maakt de tekst duidelijker. 
- Een afbeelding maakt de tekst grappig. 
- Een afbeelding geeft een bepaalde sfeer of maakt de tekst aantrekkelijk. 

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld verwijswoorden
1. Joran gaat in de bus vlak achter de chauffeur zitten, zodat hij minder last heeft van wagenziekte. 
2. Gisteren liep ik in de stad langs een nieuwe kledingwinkel. Daar zag ik een gave jas in de etalage. 
3. Esther houdt een blog bij over gezond eten. Dat levert haar veel leuke reacties op. 

Slide 12 - Tekstslide

Zelfstandig werken
-Afmaken opdr. 1, 2 en 3 op blz. 40 t/m 43. 
- Maken opdr. 1, 2, 3, 4  op blz. 98 t/m 105 

Slide 13 - Tekstslide

Wat we gaan doen
- Instructie 
- Zelfstandig werken 
- Afronden les 

Slide 14 - Tekstslide

Verwijswoorden
Verwijswoorden zijn woorden die kunnen terugwijzen naar een woord, een groepje woorden of een hele zin.
Voorbeelden van verwijswoorden: hij, zij, dat, die en daar.

Slide 15 - Tekstslide

Verwijswoorden

Slide 16 - Tekstslide

Tekstopbouw: Inleiding

Slide 17 - Tekstslide

 Tekstopbouw: slot

Slide 18 - Tekstslide

KERNZINNEN
Kernzin
De belangrijkste informatie van een alinea.
Waar staat de kernzin? 
  • De 1e zin is de kernzin.
  • De 2e zin van een alinea is de kernzin.
  • De laatste zin van de alinea is de kernzin.


Slide 19 - Tekstslide

Hoofdgedachte van een tekst 
Filmpje 

Slide 20 - Tekstslide