6.3

6.3 Variatie in genotypen
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

6.3 Variatie in genotypen

Slide 1 - Tekstslide


absentie
hw controle

Slide 2 - Tekstslide

Even herhalen van les 1
Hoe noemen we alle eigenschappen van een organisme?
A
Fenotype
B
Genotype

Slide 3 - Quizvraag

Hoeveel chromosomen heeft een mens?
A
23
B
22
C
46
D
44

Slide 4 - Quizvraag

Hoe heten de cellen van ons lijf?
A
geslachtscellen
B
lichaamscellen
C
cellen

Slide 5 - Quizvraag

Bevatten alle lichaamscellen een celkern?
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het genotype?
A
Alle eigenschappen van een organisme
B
Alle informatie over erfelijke eigenschappen

Slide 7 - Quizvraag

Waar ligt de erfelijke informatie?
A
In elke cel van ons lichaam
B
In sommige cellen
C
Alleen in de cellen die het nodig hebben

Slide 8 - Quizvraag

Een mens heeft 46 chromosomen. Hoeveel chromosomen heeft iemand van de moeder?
A
46
B
23
C
22
D
45

Slide 9 - Quizvraag

Hoeveel paar chromosomen heeft de mens?
A
23
B
46
C
12
D
24

Slide 10 - Quizvraag

Klassikaal herhalen
Wat wat ook alweer het fenotype?
Wat was ook alweer het genotype?
Hoeveel chromosomen heeft de mens?
Komen alle informatie overal in het lichaam voor?
Hoeveel paren heeft de mens?
Hoe zat dat in geslachtscellen?

Slide 11 - Tekstslide

Je lichaam bestaat uit cellen
Iedere cel 46 chromosomen behalve...

Slide 12 - Tekstslide

Celdeling lichaamscellen

Slide 13 - Tekstslide

Celdeling

Slide 14 - Tekstslide

Genotype en fenotype
Genotype

Fenotype


Gen

Genetisch

Slide 15 - Tekstslide

Ontstaan van genotype

Slide 16 - Tekstslide

Chromosomen

Slide 17 - Tekstslide




<.         gen        .>

Slide 18 - Tekstslide

Chromosomen

Slide 19 - Tekstslide

Geslachtschromosomen in lichaamscellen

Geslachtschromosomen
  • X- chromosoom
  • Y- chromosoom
XX
XY

Slide 20 - Tekstslide

Geslachtschromosomen

Slide 21 - Tekstslide

Bevruchting

Slide 22 - Tekstslide

Klassikaal herhalen
Wat wat ook alweer het fenotype?
Wat was ook alweer het genotype?
Hoeveel chromosomen heeft de mens?
Komen alle informatie overal in het lichaam voor?
Hoeveel paren heeft de mens?
Hoe zat dat in geslachtscellen?

Slide 23 - Tekstslide

6.3 Variatie in genotypen

Slide 24 - Tekstslide

Begrippen uit de paragraaf

Genenpaar
Variatie
Mutatie (gemuteerd)
Mutagene invloeden
Kanker (tumor - uitzaaiing)

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Eigenschappen
Je vader en je moeder hebben niet dezelfde eigenschappen. 
Je vader kan bijvoorbeeld steil haar hebben en je moeder krullend haar. 

Bij de bevruchting krijg je van elke ouder één chromosoom.
Daardoor kan de informatie op de twee chromosomen van een paar verschillend zijn. 

Het ene chromosoom bevat bijvoorbeeld de informatie voor steil haar, het andere voor krullend haar.

Slide 27 - Tekstslide

Genenpaar: 2 gelijke genen
Homozygoot

1
Genenpaar: 2 ongelijke genen
heterozygoot
2
Genenpaar: 2 gelijke genen
Homozygoot

3
Genenpaar: 2 ongelijke genen
Heterozygoot
4
Genenpaar: 2 gelijke genen
Homozygoot
5

Slide 28 - Tekstslide

Genenpaar
- Chromosomen liggen in paren in een lichaamscel (dus genen ook)
- Chromosomen zijn enkelvoudig in geslachtscellen (dus genen ook)

- Je ouders hebben verschillende eigenschappen (bv vader bruine ogen, moeder blauwe ogen)
- Bij de bevruchting krijgt je van elke ouder één chromosoom.
- Daardoor kan informatie verschillend zijn.

Slide 29 - Tekstslide

Variatie in genotypen

Slide 30 - Tekstslide

Variatie in genotype
- Welk gen terecht komt in een geslachtscel is toeval.
- Er zijn veel verschillende combinaties. 
- Daardoor ontstaat bij geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen. 
- De nakomeling heeft een ander genotype dan de ouders. (broers en zussen hebben verschillende genotypen) 
- Bij geslachtelijke voortplanting ontstaat bij de nakomelingen variatie in genotypen.  En dus verschillen in fenotype

Slide 31 - Tekstslide

Variatie in genotype

Slide 32 - Tekstslide

Mutaties



- DNA in een chromosoom kan beschadigd raken (bv. bij de celdeling). 
-Daardoor verandert de informatie voor een erfelijke eigenschap. 
- Zo’n plotselinge verandering van het genotype heet een mutatie
- Bij een mutatie zijn een of meer genen gemuteerd (veranderd).

Albino
kanker

Slide 33 - Tekstslide

Mutatie
- Foutje/ beschadiging celdeling
- Plotselinge verandering: mutatie  (gemuteerd = veranderd)
- Organisme waar je mutatie ziet is een mutant.
- Bv albino (geen pigment)

Alligator zonder pigment

Slide 34 - Tekstslide

Mutagene invloeden
- Door sommige soorten straling kunnen in je lichaam mutaties ontstaan (bijvoorbeeld radioactieve straling, uv-straling en röntgenstraling). 

- Ook als je met bepaalde chemische stoffen in aanraking komt, ontstaan vaker mutaties (bijvoorbeeld asbest of stoffen in sigarettenrook). 
- Straling en chemische stoffen zijn voorbeelden van mutagene invloeden.

  Mutageen betekent dat het een mutatie kan veroorzaken.

Slide 35 - Tekstslide

Mutagene invloeden
- foutjes in de celdeling door mutagene invloeden
- Door straling, chemische stoffen. 

- Soms mutatie (verandering) in celdeling.
- Cel gaat ongeremd delen > tumor/gezwel.
- Snelle deling, tumor groeit hard, noemen we kanker.
- Door het bloed vervoert in hele lichaam > uitzaaiingen
kanker

Slide 36 - Tekstslide

Mutagene invloeden 

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Video

Soms vinden mutaties plaats in genen die de celdeling regelen. Hierdoor kan een cel zich ongeremd gaan delen. 

Er ontstaat dan een gezwel of tumor. Sommige tumoren groeien langzaam en zijn niet ernstig. Maar er zijn ook tumoren waarbij de cellen zich snel delen en de tumor hard groeit. 

Dit heet kanker.
kanker

Slide 40 - Tekstslide

Cellen van de tumor kunnen terechtkomen in het bloed. 

Deze cellen worden meegevoerd en komen in andere lichaamsdelen terecht. Daar ontstaan dan weer nieuwe tumoren.

 Dit heet uitzaaiing.
Uitzaaiing (metastase)

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Video

geslachtelijke voortplanting\

Bij de nakomelingen is veel variatie in fenotypen. De fenotypen kleur, vorm en gevlekt zijn erfelijk. Er is dus ook veel variatie in genotypen bij de nakomelingen. Dat is een kenmerk van geslachtelijke voortplanting.

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Video

Wat is een mutatie?
A
Een verandering in het fenotype
B
Een verandering in het genotype

Slide 45 - Quizvraag

Wat heeft meer invloed? Een mutatie in een geslachtscel of een mutatie in een lichaamscel?
A
Geslachtscel
B
Lichaamscel
C
Beide evenveel

Slide 46 - Quizvraag

Vragen?

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Video

Huiswerk

KGT= 6.3 :1 TM 9 ( 4 OVERSLAAN)
BB= 6.3:1 t/m 8 (7 overslaan )


Slide 49 - Tekstslide