Beaufort 5 - C.10 Et avec ça? - les 3

Hallo kinderen.
Vandaag gaan we verder met onze les 
'Et avec ça? 



1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransLager onderwijs

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hallo kinderen.
Vandaag gaan we verder met onze les 
'Et avec ça? 



Slide 1 - Tekstslide

Neem je boek op p. 79. 
Ken je de woordjes nog
 uit het hoofd?
Herhaal ze nog maar eens.
Doe dit een tiental minuutjes.
 

Slide 2 - Tekstslide

Op de volgende slides krijg je een paar vertaaloefeningen.
Antwoord ze zonder te spieken.

Veel succes!

Slide 3 - Tekstslide

Geef de betekenis van:
une salade

Slide 4 - Open vraag

Geef de betekenis van:
un copain

Slide 5 - Open vraag

Geef de betekenis van:
oublier

Slide 6 - Open vraag

Geef de betekenis van:
quarante

Slide 7 - Open vraag

Geef de betekenis van:
ça fait 10 euros

Slide 8 - Open vraag

Geef de betekenis van:
lire

Slide 9 - Open vraag

Geef de betekenis van:
un rayon

Slide 10 - Open vraag

Geef de betekenis van:
jeune

Slide 11 - Open vraag

Geef de betekenis van:
cinquante

Slide 12 - Open vraag

Geef de betekenis van:
ça fait combien?

Slide 13 - Open vraag

Geef de betekenis van:
une tomate

Slide 14 - Open vraag

Geef de betekenis van:
il nous faut

Slide 15 - Open vraag

Geef de betekenis van:
vous désirez?

Slide 16 - Open vraag

Geef de betekenis van:
oublier

Slide 17 - Open vraag

Geef de betekenis van:
je voudrais des pommes

Slide 18 - Open vraag

Goed gelukt? Prima
Nog niet zo goed? Blijven herhalen, dat weet je wel.

Oké, we herhalen nog eens 'mijn taalboetiek' p. 80.

Als iemand vraagt: Tu as un frère?
antwoord je NIET:   Je n'ai pas un frère.
maar WEL:                Je n'ai pas de frère.
nog eens een voorbeeldje: 
iemand vraagt:  Tu as une copine? 
Je zegt NIET:       Je n' ai pas une copine?  
maar WEL:           Je n'ai pas de copine.
Na een ontkenning wordt un - une - des: de

Slide 19 - Tekstslide



Opgelet met het werkwoord être??
daar gebeurt het niet.
  • iemand vraagt: C'est une boisson?
     je antwoordt:     Non, ce n'est pas  une boisson.
  • iemand vraagt: C'est un copain?
     je antwoordt:     Non, ce n'est pas un copain.
  • iemand vraagt: Ce sont des poires? 
     je antwoordt:     Non, ce ne sont pas des poires.



Slide 20 - Tekstslide

 Opgelet: het is wel het onbepaald lidwoord (un - une - des) dat verandert en niet het bepaald lidwoord (le - la - l')

  • iemand vraagt: Tu prends le portable?
      je antwoordt:    Non, je ne prends pas le portable.
  • iemand vraagt: Elle mange la tartine?
      je antwoordt:    Non, elle ne mange pas la tartine.



Slide 21 - Tekstslide

Vooraleer we naar de oefeningen gaan, leren we nog een laatste stukje:
il y a. Dit hebben we al geleerd. Het betekent... er is, er zijn, er ligt, er liggen, er staat, er zitten..

Na een ontkenning met il y a wordt un, une en des: de
voorbeeld:
Il y a un garçon dans la rue.
Il n'y a pas de garçon dans la rue.

Il y a des filles dans la rue.
Il n'y a pas de filles dans la rue.

Il y a des livres sur la table.
Il n'y a pas de livers sur la table.


Slide 22 - Tekstslide

Neem je werkboek p.83 
Nummer 1 en 2 heb je al ingevuld in les 1.
We beginnen nu met nummer 3.
Denk goed na wat je in de vorige slides geleerd hebt.

Verbeter daarna met groene balpen.

Slide 23 - Tekstslide

Neem een foto van oefening 3 en stuur deze door.

Slide 24 - Open vraag

Gelukt?

oké, nu doen we het met zinnetjes.
Je maakt op blz. 83 nummer 4 - 5 - 6.
Verbeter zin per zin om zo weinig mogelijk fouten te maken.

Bonne chance!

Slide 25 - Tekstslide

Neem een foto van je oefeningen en stuur deze door.

Slide 26 - Open vraag

Einde van deze les.
Probeer regelmatig de tekst en de woordjes te herhalen.
De laatste oefeningen doen we in een volgende les.
A bientôt!


Slide 27 - Tekstslide