Les 7: drugs (zelfstudie)

Middelengebruik
Job Skills
Periode 2 les 7
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
LbMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Middelengebruik
Job Skills
Periode 2 les 7

Slide 1 - Tekstslide

Quiz
25 vragen over middelengebruik 


Slide 2 - Tekstslide

1. Het combineren van energiedrank met alcohol kan geen kwaad.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quizvraag

2. Hoe lang duurt het voordat het lichaam een glas alcohol heeft afgebroken?
A
Ongeveer 30 minuten
B
Ongeveer 1,5 uur
C
Ongeveer 3 uur
D
Ongeveer 10 uur

Slide 4 - Quizvraag

3. Wie of wat is Korsakov?
A
De ontdekker van wodka
B
Een drankje met een alcoholpercentage van bijna 50%
C
Hersenbeschadiging als gevolg van overmatig alcoholgebruik
D
Een cocktail

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Tekstslide

4. Hoeveel procent van de Nederlandse bevolking vanaf 18 jaar drinkt weleens alcohol?
A
50%
B
65%
C
80%
D
95%

Slide 7 - Quizvraag

5. Een kater is een vorm van alcoholvergiftiging.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

6. Vrouwen zijn gevoeliger voor alcohol omdat ze:
A
Minder alcohol drinken
B
Meer alcohol afbreken in de maag
C
In verhouding minder lichaamsvocht hebben

Slide 9 - Quizvraag

7. Hoeveel doden vallen er in Nederland jaarlijks in het verkeer door gebruik van alcohol?
A
25-50
B
50-75
C
75-140
D
140-200

Slide 10 - Quizvraag

8. Is het strafbaar om alcohol door te geven aan een minderjarige?
A
Ja, maar alleen voor de minderjarige
B
Ja, maar alleen voor de volwassene
C
Ja, zowel voor de minderjarige als de volwassene
D
Nee, dit is niet strafbaar

Slide 11 - Quizvraag

9. Het roken van hasj en wiet zorgt voor blijvende schade aan je geheugen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

10. Gebruik van cannabis kan de kans op schizofrenie vergroten.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quizvraag

11. In hoeveel procent van de Nederlandse gemeenten is er ten minste één coffeeshop?
A
± 25%
B
± 50%
C
± 75%
D
± 90%

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

12. Tot hoe lang na gebruik is cannabis nog aantoonbaar in je urine als je vaak blowt?
A
1-2 uur
B
2-3 dagen
C
1-3 weken
D
2-4 maanden

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

13. Hoeveel procent van de mensen in Nederland van boven de 18 heeft ooit cannabis gebruikt?
A
7%
B
23%
C
38%
D
77%

Slide 18 - Quizvraag

14. Vroeger zat er echt cocaïne in coca-cola.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

15. Hoe lang voelt de gebruiker ongeveer de effecten van één snuif cocaïne?
A
Een paar minuten
B
30 minuten
C
1-2 uur
D
4-6 uur

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

16. Hoe lang duurt gemiddeld het effect van één XTC pil?
A
Minder dan 1 uur
B
1 tot 2 uur
C
4 tot 6 uur
D
8 tot 10 uur

Slide 22 - Quizvraag

17. Hoeveel procent van de Nederlandse volwassen bevolking (18+) heeft ooit XTC gebruikt?
A
Minder dan 1%
B
Ongeveer 7%
C
Ongeveer 14%
D
Ongeveer 25%

Slide 23 - Quizvraag

18. GHB wordt gemaakt van gootsteenontstopper
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quizvraag

19. Hoe wordt verreweg de meeste GHB gebruikt?
A
Het wordt gesnoven
B
Het wordt geslikt in pilvorm
C
Het wordt gespoten
D
Het wordt gedronken als vloeistof

Slide 25 - Quizvraag

20. Hoe kan je merken dat iemand GHB in je drankje heeft gedaan?
A
Dit kan je zien
B
Dit kan je ruiken
C
Dit kan je proeven
D
Het is onmogelijk om te zien, ruiken en/of proeven

Slide 26 - Quizvraag

21. Hoe lang werkt de nicotine uit 1 sigaret?
A
10 minuten
B
30 minuten
C
60 minuten
D
90 minuten

Slide 27 - Quizvraag

22. Tot 1 oktober 2023 mogen er vapes verkocht worden
A
Waar
B
Niet waar

Slide 28 - Quizvraag

23. Mag je op dit moment 5 gram wiet bij je hebben?
A
Ja, dit mag
B
Nee, dit mag niet

Slide 29 - Quizvraag

24. Hoe lang na gebruik is speed nog in het lichaam aan te tonen?
A
1-4 uur
B
1-4 dagen
C
1-4 weken
D
1-4 maanden

Slide 30 - Quizvraag

25. Speed werd in de Tweede Wereldoorlog aan soldaten gegeven om hun prestaties te verhogen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Video

Zoals je in het filmpje kon zien, ontstaat een verslaving niet van het één op andere dag.
Er gaan verschillende stappen aan vooraf.
Preventiewerkers maken gebruik van het model 'stadia van gebruik'. 
Kennismaking
Experimenteren
Sociaal gebruik
Gewoonte gebruik
Problematisch gebruik
Verslaving
Weten dat het bestaat. Kinderen die zien dat ouders een wijntje drinken
Ontdekken. Uit nieuwsgierigheid of om erbij te horen
Incidenteel en alleen voor je plezier / ter ontspanning;
Je blijft altijd bewust van de risico's. 
Je gebruikt op matige en gecontroleerde wijze. Waardoor het geen effect heeft op andere belangrijke zaken.
Je gebruikt voor je plezier, maar wel bijvoorbeeld elk weekend. 
Het is voor jou dan eerder een gewoonte. 
Wanneer het gewoonte gebruik invloed heeft op andere zaken in je leven. Bijvoorbeeld: financiële problemen, je komt afspraken niet na, moeite met opstaan.
Je denkt voortduren aan het middel. Gebruiken is een manier geworden om met problemen om te gaan en stoppen lukt zelf niet meer.

Slide 33 - Tekstslide

Hulp inschakelen
Waar kun je terecht als je hulp wil voor je verslaving?


  • Loopbaancentrum (school via je slb'er/docent)
  • Tactus
  • Huisarts

Slide 34 - Tekstslide

Opdracht
Maak een Powerpoint, prezi of iets anders over één van deze onderwerpen:
 XTC, speed, cocaïne, cannabis, heroïne. 
 

Beantwoord de 7 WWH vragen. Dit zijn: wie, wat, wanneer, waar, waarom, welke en hoe. 


Lever de opdracht in op ClassNotebook

Slide 35 - Tekstslide

Volgende week
De laatste Job Skills les :(

- kletspot / spelletje

Slide 36 - Tekstslide