meervoud

Heb je zin in de les?
😒🙁😐🙂😃
1 / 42
volgende
Slide 1: Poll
NederlandsBasisschoolPraktijkonderwijsGroep 6Leerjaar 2

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Heb je zin in de les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 1 - Poll

Slide 2 - Tekstslide

doel van deze les
A2): Ik kan meervoud maken met - en en -es (2.12) en uitzonderingen. (2.13)
(MEERVOUD = niet 1, maar 2 of meer )
B1: 3.1): Ik kan ook meervoud maken met 's en ik ken nog meer uitzonderingen.

Slide 3 - Tekstslide

wél of géén trema?!
Woorden op -ee eindigen soms op een -s en soms op -ën. 
zee - zeeën 
fee - feeën 
abonnee - abonnees 
dominee - dominees 

Slide 4 - Tekstslide

wél of géén 's?!

Slide 5 - Tekstslide

Afkortingen:
 de cd's  - de dvd’s 
Soms schrijf je bij het meervoud dus een -'s. Dat doe je dan om een verkeerde uitspraak te voorkomen.  
de lama - de lama's 
de auto - de auto's 
                  Wél:

Slide 6 - Tekstslide

géén: 
Soms ontstaat er verwarring over de 's'. Als er geen verkeerde uitspraak kan ontstaan, moet de -s dus gewoon aan het woord vast.   
de spray - de sprays 
de cowboy - de cowboys 

Slide 7 - Tekstslide

Industrieën en bacteriën 

Slide 8 - Tekstslide

Als de klemtoon wel op de laatste lettergreep valt, krijg je wel -en aan het woord vast. Deze vorm komt vaker voor. 
de industrie - de industrieën 
de knie - de knieën 

Slide 9 - Tekstslide

Als de klemtoon niet op de laatste lettergreep valt, krijg je geen extra -e. Deze vorm komt minder vaak voor.  
de porie - de poriën 
de olie - de oliën 

Slide 10 - Tekstslide

-iken, -esen, -eten = maar 1 letter!

de monnik - de monniken 
de dreumes - de dreumesen 
het lemmet - de lemmeten 

Slide 11 - Tekstslide

eerst een paar vragen.....
wat weet je al?

Slide 12 - Tekstslide

Wat is het meervoud van plant?
1 plant, 2.........
A
plants
B
plantes
C
planten
D
plantens

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het meervoud van tijd?
1 tijd, 2 ........
A
tijdens
B
tijds
C
tijds
D
tijden

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het meervoud van boek?
1 boek, 2.........
A
boeks
B
boeken
C
boekes
D
boekt

Slide 15 - Quizvraag

regel1:Dus: boeken, tijden, planten.....
Wat is dus de regel voor meervoud?

Slide 16 - Open vraag

de regel(1):
Meestal komt er: - en achter het woord als je meervoud maakt.
Dat is simpel!
Let wel op de spelling van lange en korte klank - woorden : boom - bomen/ roos - rozen/ bos - bossen/ golf - golven!!!

Slide 17 - Tekstslide

de tweede regel....
weer eerst een paar vragen:

Slide 18 - Tekstslide

meervoud van jongen?

Slide 19 - Open vraag

meervoud van meisje?

Slide 20 - Open vraag

meervoud van vinger?

Slide 21 - Open vraag

meervoud van vakantie?

Slide 22 - Open vraag

meervoud van tafel?

Slide 23 - Open vraag

regel 2:meervoud : meisjes/ tafels/jongens/vakanties/ vingers....dus de regel is?

Slide 24 - Open vraag

de regel (2):
Na  - je/ - el / -en / -er/ - ie
zet je een S achter het woord om meervoud te maken

Slide 25 - Tekstslide

meervoud op -s
meervoud op -en
lepel
kleur
tekst
bloem
beest
broer
emmer
pasje
gang
kamer
bed
zaal
kleed
brief
jongen

Slide 26 - Sleepvraag

meervoud van ei, koe, stad

Slide 27 - Woordweb

meervoud van dag, glas, weg

Slide 28 - Woordweb

meervoud van : kind, gat, glas

Slide 29 - Woordweb

Ik het meisje gesproken.
Ik heb de meisjes gesproken.
Wat is het lidwoord bij meervoud?

Slide 30 - Open vraag

Onthouden:
Meervoud:
1) Meestal   - en achter het woord 
2) Na -e, -el, -er, -en op -s
en 3)  de onregelmatige leer je uit je hoofd.
Je moet ook letten op de spelling!
HET LIDWOORD BIJ MEERVOUD IS 'HET'

Slide 31 - Tekstslide

meervoud van taxi:
A
taxies
B
taxis
C
taxien
D
taxi's

Slide 32 - Quizvraag

meervoud van oma?
A
omas
B
omie
C
omaen
D
oma's

Slide 33 - Quizvraag

meervoud van baby?
A
babies
B
baby's
C
babys
D
balen

Slide 34 - Quizvraag

Tekst
een -'s komt na woorden met aan het einde........(welke letters?)

Slide 35 - Woordweb

meervoud op -s
meervoud op -en
meervoud op 's
lepel
kleur
tekst
bloem
beest
broer
emmer
pasje
pyama
oma
paraplu
hobby
auto
gang

Slide 36 - Sleepvraag

regel 3:een -'s komt na:
-a
-o
-u
-i
-y

Slide 37 - Tekstslide

dus eigenlijk na alle klinkers
behalve de -e
want die zit al bij regel 2....

Slide 38 - Tekstslide

dus?

Slide 39 - Tekstslide

meervoud maak je 
     1) - en achter het woord
2) -s achter het woord
3) 's achter het woord
4) 

Slide 40 - Tekstslide

Onthouden:
Meervoud:
1) Meestal   - en achter het woord 
2) Na -e, -el, -er, -en op -s
en 3)  de onregelmatige leer je uit je hoofd.
Je moet ook letten op de spelling!
HET LIDWOORD BIJ MEERVOUD IS 'HET'

Slide 41 - Tekstslide

SUCCES!
Dit hoort bij 3.1 blz 91 en 92.
Maak de opdrachten in je boek

Karin: PRESENTIE!!!

Slide 42 - Tekstslide