5.2 Personeel en productie

5.2 Personeel en Productie
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

5.2 Personeel en Productie

Slide 1 - Tekstslide

Lesprogramma
  • Korte herhaling paragraaf 1 (a.d.h.v. twee oefenopgaven)
  • Vragen over gemaakte huiswerk
  • uitleg paragraaf 2

Slide 2 - Tekstslide




Een fietsenmaker verkoopt 20 elektrische fietsen van € 1200,- per stuk. 
De inkoop is € 850,- per fiets. 

De bedrijfskosten zijn € 2000,- .

Wat is de nettowinst?

Oefening 1

Slide 3 - Tekstslide

Uitwerking
Omzet = 20 x € 1200,-             =               € 24.000,-
Inkoop = 20 x € 850,-              =               € 17.000,-
                  Brutowinst                =                €  7.000,-
           Bedrijfskosten               =                € 2.000,-
                    Nettowinst             =                € 5.000,-  

Slide 4 - Tekstslide

Oefening 2
Een turkse pizza kost inclusief BTW € 2, 50

Wat kost deze exclusief BTW?

Tip: welk BTW % is van toepassing??

Slide 5 - Tekstslide

Uitwerking
BTW op voeding is 9%
Dus de pizza inclusief BTW = 109%
We zoeken de prijs zonder de BTW, dus de vraag is 'hoeveel is 100%?

Pizza kost zonder BTW: € 2,50 / 1,09 = € 2,29

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van deze les kan je:
  • noemen wat de verschillende loonkosten zijn
  • uitleggen wat arbeidsproductiviteit is
  • verklaren welke factoren de arbeidsproductiviteit verhogen 

Slide 7 - Tekstslide

Bruto- en nettoloon
  • Brutoloon = afgesproken loon met werkgever
  • Nettoloon = brutoloon - (loonbelasting - sociale premies)

  • TIP: BRUTOLOON IS ALTIJD HOGER DAN NETTOLOON

Slide 8 - Tekstslide

Van bruto naar netto
Wat gaat er allemaal van af? 
- loonbelasting
- premies volksverzekeringen
- premies werknemersverzekeringen
- pensioenpremie

Slide 9 - Tekstslide

loonstrook
https://www.nvesalaris.nl/veel-gestelde-vragen/uitleg-loonstrook/loonstrook-uitleg-werknemer-algemeen/


Slide 10 - Tekstslide

Soorten sociale verzekeringen
Werknemersverzekeringen: alleen voor mensen die in loondienst werken of gewerkt hebben. De belangrijkste zijn de WW (voor werklozen) en de WIA (voor arbeidsongeschikten)

Volksverzekering: sociale verzekering die geldt voor alle inwoners van Nederland en voor alle werknemers in dienst van een Nederlandse werkgever. De belangrijkste zijn de AOW (voor ouderen) en de Anw (VOor weduwen en wezen). Uitkering betaald uit belastinggeld.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Arbeidsproductiviteit
De arbeidsproductiviteit kan toenemen door:
  • Technologische ontwikkelingen
  • Arbeidsverdeling (specialisatie)
  • Scholing
  • Prestatiebeloning
Arbeidsproductiviteit = totale productie in een periode 
                                                het aantal werknemers

Slide 13 - Tekstslide

Hoe reken je het brutoloon uit?
A
Nettoloon plus loonbelasting
B
Nettoloon plus sociale premies werkgever
C
Loonkosten - Nettoloon
D
Loonkosten - sociale premies werkgever

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de goede formule van de wig?
A
loonkosten werkgever - loonheffing
B
loonkosten werkgever - nettoloon
C
brutoloon - loonheffing
D
brutoloon - nettoloon

Slide 15 - Quizvraag

Wat is NIET van invloed op de arbeidsproductiviteit?
A
scholing
B
arbeidsvoorwaarden
C
arbeidsverdeling
D
productiefactoren

Slide 16 - Quizvraag

Hoe bereken je het nettoloon?
A
Brutoloon - loonbelasting + premies
B
Brutoloon - loonbelasting - premies
C
Brutoloon + loonheffing
D
Brutoloon - btw

Slide 17 - Quizvraag

Als de arbeidsproductiviteit toeneemt, kunnen de productiekosten ...
A
dalen.
B
stijgen.
C
gelijk blijven.
D
verdwijnen.

Slide 18 - Quizvraag

Nederland is een sociaal land. We hebben veel sociale verzekeringen. Deze zijn verdeeld in volksverzekeringen en werknemersverzekeringen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quizvraag