HV2 Grammatica blok 4 opdracht 6-7-8

VZV icm het NWG
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

VZV icm het NWG

Slide 1 - Tekstslide

Een VZV ivm een NWG
Elk individu is verantwoordelijk voor zijn eigen daden.

voor is het vaste voorzetsel bij het NWG 'is verantwoordelijk'. Het zinsdeel 'voor zijn eigen daden' is het voorzetselvoorwerp

Slide 2 - Tekstslide

Madita is dol op haar zoontje
'op' is het vaste voorzetsel bij het NWG 'is dol'. Het zinsdeel 'op haar zoontje' is het voorzetselvoorwerp

Slide 3 - Tekstslide

Maak opdracht 6
timer
1:00

Slide 4 - Tekstslide

Welke werkwoorden zitten er in deze zin:

Deze appel heeft rotte plekken

Slide 5 - Open vraag

De blauwe trui van Jim is gekrompen.

Is = een
A
HWW
B
KWW
C
ZWW

Slide 6 - Quizvraag

De blauwe trui van Jim is gekrompen.

Gekrompen = een
A
HWW
B
KWW
C
ZWW

Slide 7 - Quizvraag

Bij welk zelfstandig naamwoord hoort 'blauw'.
'De kleur van de trui van Jim is blauw'.
A
bij trui
B
bij Jim
C
bij kleur

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de woordsoort van blauw

De kleur van de trui van Jim is blauw


A
bnw
B
znw
C
kww
D
hww

Slide 9 - Quizvraag

Welke werkwoorden zitten er in deze zin:
De kleur van de trui is blauw.

Slide 10 - Open vraag

De kleur van de trui is blauw.

is = een
A
HWW
B
KWW
C
ZWW

Slide 11 - Quizvraag

Bij welk zelfstandig naamwoord hoort 'blauwe'.
'De blauwe trui van Jim is gekrompen'.
A
bij trui
B
bij Jim
C
bij gekrompen

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de woordsoort van blauwe

De blauwe trui van Jim is gekrompen
A
bnw
B
znw
C
kww
D
hww

Slide 13 - Quizvraag

De kleur van de trui is blauw.

is = een
A
HWW
B
KWW
C
ZWW

Slide 14 - Quizvraag

Welke werkwoorden zitten er in deze zin:

Die appel is echt rot

Slide 15 - Open vraag

Die appel is echt rot.

is = een
A
HWW
B
KWW
C
ZWW

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de woordsoort van rot

'Die appel is echt rot'.


A
bnw
B
znw
C
kww
D
hww

Slide 17 - Quizvraag

Bij welk zelfstandig naamwoord hoort 'rotte'.
'Deze appel heeft rotte plekken'.
A
bij appel
B
bij plekken

Slide 18 - Quizvraag

Welke werkwoorden zitten er in deze zin:

Deze appel heeft rotte plekken

Slide 19 - Open vraag

Deze appel heeft rotte plekken.

heeft = een
A
HWW
B
KWW
C
ZWW

Slide 20 - Quizvraag

Bij welk zelfstandig naamwoord hoort 'rot'.
'Die appel is echt rot'.
A
bij appel

Slide 21 - Quizvraag

Bij welk zelfstandig naamwoord hoort 'rotte'.
'Deze appel heeft rotte plekken'.
A
bij appel
B
bij plekken

Slide 22 - Quizvraag

Wat valt je op?

Slide 23 - Open vraag

Maak opdracht 8

Slide 24 - Tekstslide