23/9 H2 woordenschat formeel taalgebruik les 2

timer
20:00
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

timer
20:00

Slide 1 - Tekstslide

Formeel taalgebruik

Woorden-schat H2

Slide 2 - Tekstslide

Lesplanning
  • Korte activiteit
  • Wat weet je al?
  • Instructie/quiz
  • Werken
  • Afsluiten 

Slide 3 - Tekstslide

Schrijf drie dingen op die je
van de vorige les hebt onthouden.

Slide 4 - Woordweb

Lesdoel:
Aan het einde van deze les:
  • kan je het verschil tussen formeel en informeel taalgebruik benoemen
  • weet je wanneer je formeel taalgebruik moet gebruiken
  • heb je geoefend met formeel taalgebruik                                            


Slide 5 - Tekstslide

in welke situatie gebruik je formele taal?
A
aan je eigen keukentafel
B
aan te de telefoon met je vrienden
C
tijdens een sollicitatiegesprek
D
Tijdens de pauzes van school

Slide 6 - Quizvraag

Formeel taalgebruik
Informeel taalgebruik
''Geachte ...''
Whatsapp-bericht
''Lieve oma,''
Sollicitatiebrief
''Groetjes!''
''Ik hoor graag van u!''
Emoji's 
Deftig
Krantenartikel
Recensie
E-mail aan een docent

Slide 7 - Sleepvraag

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'aanvankelijk'?
A
eerst
B
en ook

Slide 8 - Quizvraag

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'bij dezen'?
A
daarom
B
hierbij

Slide 9 - Quizvraag

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'derhalve'?
A
daarom
B
en ook

Slide 10 - Quizvraag

Wat is formele taal?
 

Formele taal is taal die je gebruikt in serieuze situaties. Het is een beetje ‘stijf’. Je gebruikt het als je contact hebt met mensen die je niet zo goed kent of met mensen die belangrijk zijn.


Slide 11 - Tekstslide

Wat is informele taal?
Informele taal is taal die je gebruikt in minder serieuze situaties. Het is ‘losser’. Je gebruikt het als je praat met je vader of moeder of als je een berichtje schrijft naar een vriend of een klasgenoot. 
  • Let op: informeel betekent niet dat je meer fouten mag maken. Je gebruikt alleen wat eenvoudigere woorden, die lijken op de taal die je spreekt.


Slide 12 - Tekstslide

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'bij dezen'?
A
daarom
B
hierbij

Slide 13 - Quizvraag

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'derhalve'?
A
daarom
B
en ook

Slide 14 - Quizvraag

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'mits'?
A
altijd
B
als

Slide 15 - Quizvraag

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'teneinde'?
A
om
B
ook

Slide 16 - Quizvraag

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'thans'?
A
nu
B
ook

Slide 17 - Quizvraag

Lesdoel:
Aan het einde van deze les:
  • kan je het verschil tussen formeel en informeel taalgebruik benoemen
  • weet je wanneer je formeel taalgebruik moet gebruiken
  • heb je geoefend met formeel taalgebruik                                            


Slide 18 - Tekstslide

Ik weet wat formeel taalgebruik is en kan dat herkennen en begrijpen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter?

Slide 20 - Open vraag

Feedback
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat zou je liever anders willen zien?

Slide 21 - Open vraag

Werk voor deze les + huiswerk: 

Blz. 54/55, opdracht 3, 4 en 5
+ nakijken en verbeteren met een andere kleur!

Wat niet af is = huiswerk
Klaar = lezen 
Stel de volgende les vragen over fouten die je niet begreep!
timer
15:00

Slide 22 - Tekstslide