H5 TV verkleinwoorden en afkortingen , deel 1

H5 taalverzorging 
verkleinwoorden en afkortingen 
Vandaag: 
- uitleg verkleinwoorden en afkortingen 
- opdracht

1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H5 taalverzorging 
verkleinwoorden en afkortingen 
Vandaag: 
- uitleg verkleinwoorden en afkortingen 
- opdracht

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

verkleinwoorden

  • Je schrijft een apostrof bij een verkleinwoord als het woord eindigt op -y. 
       Bijvoorbeeld --> baby'tje 

  • Verkleinwoorden van cijfer- of letterwoorden krijgen ook een apostrof.
       Bijvoorbeeld: A4 - A4'tje / tv - tv'tje

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rechts zie je de verkleinwoorden.
Kijk goed naar de lidwoorden. Wat zie je?

Slide 3 - Tekstslide

Dus de basisregel is: het woord eindigt op -je
De tweede regel is: het woord heeft het lidwoord 'het'.
Meervoud

cafés
auto's
taxi's
baby's
displays
bureaus


Verkleinwoorden

cafeetje
autootje
taxietje
baby'tje
displaytje
bureautje

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tip van de dag!
Twijfel je over een verkleinwoord?
Neem een voorbeeldwoord in je hoofd met dezelfde laatste letter of klank!

Verkleinwoord van cranberry??
Baby eindigt ook met y en dat wordt baby'tje
Dus: cranberry'tje!

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afkortingen
Afkortingen 1
Afkortingen van bedrijven, organisaties en landen: HOOFDLETTERS

VVD, BMW, PSV 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afkortingen 2
* met kleine letters en punten: afkortingen waarvan je de woorden volledig uitspreekt:

a.u.b. ( alstublieft
bijv. ( bijvoorbeeld)
i.p.v. ( in plaats van 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afkortingen 3
zonder punten:  -> woorden waarbij je alleen de letters uitspreekt

ov
pin
cv 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overig
De meeste andere afkortingen schrijf je met kleine letters zonder punten

havo,
mavo,
vmbo 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Video

Deze slide heeft geen instructies

verkleinwoord van album
A
albumtje
B
albumje
C
albumpje

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

verkleinwoord van jongen
A
jongentje
B
jongetje
C
jongenkje

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

verkleinwoord van baby
A
babytje
B
babietje
C
baby'tje

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

afkorting voor
in combinatie met
A
icm
B
i.c.m.
C
ICM

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak nu:
H5 taalverzorging spelling, verkleinwoorden en afkortingen
opdracht:
S 1 t/m 5 en 8 ONLINE

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 TV spelling tussenletters

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tussenletters in samenstellingen
een samenstelling: twee of meer bestaande woorden aan elkaar plakken. Samen vormen ze een nieuw woord.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

samenstellingen
De woorden in een samenstelling kun je vaak gewoon aan elkaar vast schrijven. 
Maar, soms moet je tussenletters gebruiken om een goede samenstelling te maken. 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tussenletter in samenstellingen
3 soorten tussenletters:

Tussenletters –en
Tussenletter –e-
Tussenletter –s-

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tussenletters -en-
  • Als het eerste woord alleen een meervoud heeft op -en, gebruik je -en- als tussenletters.
  • Bananendoos
  • Schoenenwinkel
  • Kippensoep


Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tussenletters -e-
  • Als het eerste woord een meervoud met -s en met -en heeft, gebruik je ook -e- als tussenletters.
  • groenten
  • groentes
  • DUS:
  • groentesoep
  • groenteboer


Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tussenletters -e-
  • Als het eerste woord een meervoud met -s heeft, gebruik je -e- als tussenletters.
  • garage
  • garages
  • DUS:
  • garagedeur
  • garagebedrijf


Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tussenletters -e-
  • Als het eerste woord iets is waarvan er maar één is/bestaat, gebruik je ook -e- als tussenletters. Bijvoorbeeld:
  • zon
  • maan
  • DUS:
  • zonnebril, zonnebrandcrème, zonnescherm
  • maneschijn 


Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tussenletters -e-
  • Als het eerste woord een versterkende betekenis heeft, gebruik je ook -e- als tussenletters.
  • apetrots
  • reuzesterk

  • Als het eerste woord géén zelfstandig naamwoord is, gebruik je ook -e- als tussenletters:
  • lachebek, want lach is hier een vorm van het werkwoord lachen



Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tussenletters -s-
  • Als je de -s- hoort in de samenstelling, schrijf je de tussenletter -s-
  • beroepsvoetballer, lievelingskleur

  • Vervang het 2e woord met iets anders, als dat woord al met een s- begint:
  • varkensstal, want het is ook varkensvlees. 
  • stationschef, want het is ook stationshal. 


Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een samenstelling
A
2 woorden, waar 1 woord van is gemaakt
B
Samen stellen ( een relatie hebben )
C
Weet ik niet
D
Een meervoudsvorm

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Samenstelling of niet?
gevaar
A
ja
B
nee

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een samenstelling
A
weegschaal
B
loopt
C
school
D
het

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen samenstelling?
A
jongensboek
B
stadsschouwburg
C
gewitte
D
apetrots

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een samenstelling
A
zwaaien
B
wangen
C
springen
D
kaasschaaf

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste samenstelling?
A
zonnebrand
B
zonnenbrand

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste samenstelling?
A
ruggegraat
B
ruggengraat

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste samenstelling?
A
fietserek
B
fietsenrek

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste samenstelling?
A
spinnenweb
B
spinneweb

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste samenstelling?
A
kattenkruid
B
kattekruid

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste samenstelling?
A
bruidsluier
B
bruidssluier

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Einde oefening
H5 taalverzorging
Samenstellingen
Tussenletters  -en-   -e-   -s-
Maak S 1 t/m 5 online

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies