English House and Home

• Engels
• Middelbare school
• vmbo
• Leerjaar 1

My home

Welkom bij je proefles Engels op het Develstein College! 

Aan het einde van de les kan je:

* in het Engels zeggen welke kamers er in een huis zijn

*woordenschat mbt het huis herkennen en correct schrijven

Voorkennis activeren:

What do you think is the difference between house and home? 

Which words do you already know about your house in English?

Let's check them together on the next slides.

rooms in your house

objects in your house

In my house

Downstairs: beneden

keuken: kitchen

eetkamer: dining room

woonkamer: living room

hal: hall

garage: garage

tuin: garden

De tuin noemen we een .....

1. gerdan
2. garden
3. gordon
4. gedren

De hal is in het Engels......

Koken doen we in de ........

1. keuken
2. garden
3. garage
4. kitchen

downstairs

Upstairs: boven

badkamer: bathroom

toilet: toilet

slaapkamer: bedroom

studeerkamer: study(room)

als ik ga slapen doe ik dat in de

1. bathroom
2. kitchen
3. upstairs
4. bedroom

Als ik naar boven wil gaan moet ik de ........ gebruiken

1. strap
2. kitchen
3. stairs

als ik wil studeren, doe ik dat in mijn ........

1. bedroom
2. study(room)
3. toilet

upstairs

Now

You will see some pictures. Write down the words in English in the correct order. 

Je zult een aantal foto's zien. Schrijf de  woorden  in het Engels en in de juiste volgorde op.

Slaapkamer

Woonkamer

Tuin

Keuken

Voordeur

Eetkamer

Raam

Lift

Trap

Badkamer

BALKON

Poort

Opgebouwde kennis controleren:

    1. BEDROOM                                    7. WINDOW

                                    2. LIVING ROOM                           8.LIFT / ELEVATOR                   

3. GARDEN                                      9. STAIRS

           4. KITCHEN                                    10. BATHROOM

                           5. FRONT DOOR                           11. BALCONY                   

6. DINING ROOM                         12. GATE

Hoe zeg je dat - How do you say?

Schrijf de vertalingen in het Engels op:

- Je in een groot huis woont.

- Jouw huis 3 slaapkamers heeft.

- Jouw keuken nieuw is.

- De woonkamer klein is.

Hoe zeg je dat - How do you say?

- Je in een groot huis woont. - I live in a big house.

- Jouw huis 3 slaapkamers heeft. - My house has 3 bedrooms.

- Jouw keuken nieuw is. - My kitchen is new.

- De woonkamer klein is. - The living room is small.

Badkamer

Woonkamer

Slaapkamer

Keuken

Eetkamer

Raam

Living room

Dining Room

Window

Kitchen

Bathroom

Bedroom

house.

We

a small

have got

has got

garden.

My house

a big

room

very messy.

Sarah's

is

00:30

What is the name of this room?

1. Bedroom
2. Kids'room
3. Living room
4. Kitchen

01:11

What is the name of this room?

1. Gaming room
2. Living room
3. Bedroom
4. Bathroom

01:41

What is the name of this room?

1. Bathroom
2. Living room
3. Kitchen
4. Stairs

01:49

Is the kitchen big or small?

03:24

What is the name of this place?

1. Kitchen
2. Garden
3. Bedroom
4. Stairs

04:05

Do you like his home?

1. Yes
2. No

Opdracht:

Draw your own house and put the words on the right place in the drawing.

Teken je eigen huis en zet de woorden op de juiste plaats in de tekening.

Did you enjoy this lesson?