H3 3.1 + 3.2 Herhaling

• Economie
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 4

H3 De bank en jouw geld

3.1 Hoe betaal je?

3.2 Waarvoor zou je sparen?

Ec PW H3: tijdens de flexweek

Herhaling

Maken: rekenopgaven 4, 6 en 8

(blz. 92)

Opgave 4 + 6 (blz. 92)

4 a  

Opgave 4 + 6 (blz. 92)

4 a  € 1.100 ÷ 100 × 0,4 = € 4,40 per jaar

    b  

Opgave 4 + 6 (blz. 92)

4 a  € 1.100 ÷ 100 × 0,4 = € 4,40 per jaar

    b  € 4,40 ÷ 12 × 5 = € 1,83                                

6  

enkelvoudige rente

Opgave 4 + 6 (blz. 92)

4 a  € 1.100 ÷ 100 × 0,4 = € 4,40 per jaar

    b  € 4,40 ÷ 12 × 5 = € 1,83

6  

     

(deel ÷ geheel) × 100%

enkelvoudige rente

Opgave 4 + 6 (blz. 92)

4 a  € 1.100 ÷ 100 × 0,4 = € 4,40 per jaar

    b  € 4,40 ÷ 12 × 5 = € 1,83

6  

     € 7,44 ÷ € 2.480 × 100% = 0,3%

(deel ÷ geheel) × 100%

enkelvoudige rente

Opgave 8 (blz. 92)

a  Groeifactor: 1 + (0,25 ÷ 100) = 1,0025

    

samengestelde rente

Opgave 8 (blz. 92)

a  Groeifactor: 1 + (0,25 ÷ 100) = 1,0025

    € 5.260 × 1,0025 × 1,0025 × 1,0025 = € 5.299,55

b  

samengestelde rente

Opgave 8 (blz. 92)

a  Groeifactor: 1 + (0,25 ÷ 100) = 1,0025

    € 5.260 × 1,0025 × 1,0025 × 1,0025 = € 5.299,55

b  Spaartegoed na 2 jaar: € 5.260 × 1,0025 × 1,0025 = € 5.286,33 

     Rente = € 5.286,33 – € 5.260 = € 26,33 

samengestelde rente

Er zijn 3 geldfuncties:

* RUILMIDDEL      -->   je koopt of verkoopt goederen of diensten 

* REKENMIDDEL  -->  je geeft aan hoeveel iets waard is of

                                            je vergelijkt prijzen, lonen e.d.

* SPAARMIDDEL  -->  geld opzijleggen en niet uitgeven

Je ruilt goederen en diensten voor andere goederen of diensten.

Je ruilt goederen en diensten voor geld.

Indirecte ruil

Directe ruil

Chartaal geld

= contant geld.

Giraal geld

= geld op een betaalrekening (= rekening courant).

Dus niét het geld op een spaarrekening.

CREDITSALDO DEBETSALDO

* Creditsaldo: positief saldo

* Debetsaldo: negatief saldo 

                              (rood staan)

Spaarmotieven

* sparen voor een doel

* sparen uit voorzorg
* sparen voor de rente

Variabele of vaste rente?

Gewone spaarrekening -->

                            variabele rente 

Spaardeposito --> vaste rente

spaargeld staat dan voor een langere termijn (bijv. 2, 5 of 10 jaar) vast

Naast variabele en vaste rente onderscheiden 

we ook enkelvoudige en samengestelde rente.

* Enkelvoudige rente:

   rente wordt per jaar uitgekeerd, 

   bijv. bij een spaardeposito 

* Samengestelde rente:

   je ontvangt rente over rente,

   bijv. bij jouw spaarrekening

Spaarrekening

Spaardeposito

- Variabele rente

- Samengestelde rente

- Vaste rente

- Enkelvoudige rente

Dus:

Sparen en inflatie

Door inflatie wordt het geld dus minder waard.

Vraag:

Is inflatie gunstig of ongunstig voor spaarders?

Antwoord:

  

Ongunstig, want je kunt straks minder kopen met je spaargeld.

Wat heb je geleerd?

Wat heb je geleerd?

Wat is géén geldfunctie?

1. rekenmiddel
2. ruilmiddel
3. spaarmiddel
4. rentemiddel

Het kopen van een spijkerbroek bij
de H&M is ...

1. directe ruil
2. indirecte ruil

Stel: je betaalt contactloos.
Wat gebeurt er dan met jouw
chartale en girale geld?

1. chartaal: blijft gelijk giraal: neemt toe
2. chartaal: neemt toe giraal: neemt toe
3. chartaal: neemt af giraal: neemt toe
4. chartaal: blijft gelijk giraal: neemt af

Bij welk saldo sta je 'in de min'?

1. creditsaldo
2. debetsaldo

Aan het werk

Maken: 

* Samenvatting (blz. 86 of online)

* Herhalingsopdrachten (blz. 88)

* Plusopdrachten (blz. 90)

* Rekenen (blz. 92 of online)