TOETS H4 Van stad naar megastad basis

Basis
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Basis

Slide 1 - Tekstslide

Welke grote verandering vond er plaats rond het jaar 1000?
A
Boeren gingen rondtrekken op zoek naar grond.
B
Er gingen veel mensen in Europa dood door ziektes.
C
Op het platteland nam de bevolkingsdichtheid toe.
D
Rondom de markt kwamen steeds meer mensen wonen.

Slide 2 - Quizvraag

Boeren hadden een betere ploeg uitgevonden, waarmee ze grond konden bewerken.

De mest werd beter verdeeld en de grond vruchtbaarder.

Ouders konden nu kiezen om meer kinderen te nemen. Er was voedsel genoeg.

Daardoor verdubbelde de bevolking.

De oogst van boeren was groter. Zo kwam er meer voedsel voor mensen.

Slide 3 - Sleepvraag

Hoe heet het tijdvak waarin de steden gingen groeien?

Slide 4 - Open vraag

Wat boeren over hadden van de oogst, verkochten ze op de

Slide 5 - Open vraag

In een stad ontstonden nieuwe beroepen zoals schoenmaker.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Een schout is...
A
een burgemeester
B
een edelman
C
een burger
D
een inwoner van een stad

Slide 7 - Quizvraag

Stadsbewoners kregen stadsrechten. Wat hoorde daarbij?
A
bouwen van een stadsmuur
B
een eigen bestuur
C
een goed inkomen
D
een beroep hebben

Slide 8 - Quizvraag

Wat zijn overeenkomsten tussen de tijd van toen en de tijd van nu?
A
Vraag en aanbod bepalen wat er op de markt te koop is.
B
Producten worden vooral door ambachtslieden gemaakt.
C
Handelaren maken winst door producten te kopen en weer te verkopen.
D
Bestuurders van een stad worden betaald door het belastinggeld van de burgers.

Slide 9 - Quizvraag

Wat veranderde rond het jaar 1300 als je kijkt naar de macht in een land?
A
De geestelijken verloren de macht in de kerk.
B
Koningen huurden eigen ridders en kregen daardoor meer macht.
C
Ridders kregen meer te zeggen en werden machtiger.
D
Steeds meer edelen namen de macht over van de koning.

Slide 10 - Quizvraag

Afbeelding 2

Slide 11 - Tekstslide

Bekijk afbeelding 2. Vanuit dit paleis werd het hele land bestuurd. Hoe heet dit?
A
centralisatie
B
democratie
C
provocatie
D
regionalisatie

Slide 12 - Quizvraag

Als burgers hun mening mogen geven, krijgen ze
A
inspraak
B
rechten

Slide 13 - Quizvraag

De koning ging vergaderingen organiseren met de adel, de geestelijkheid en de
A
boeren
B
burgers

Slide 14 - Quizvraag

De adel betaalde belasting aan de koning.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quizvraag

De koning kreeg veel macht door het geld van de steden
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Waarom vonden de machtige koningen van Engeland en Frankrijk het goed dat de burgers mee gingen denken over te nemen beslissingen?

A
Ze vonden dat burgers goede ideeën hadden.
B
Ze waren bang dat burgers anders hun belastinggeld niet zouden betalen.
C
Ze waren bang dat burgers anders hun belastinggeld niet zouden betalen.
D
Ze wisten dat burgers ook graag mee wilden vechten in oorlogen.

Slide 17 - Quizvraag

1 In de middeleeuwen, de tijd die duurde van ________ tot ________, had de kerk __________________ macht.
2 De meeste mensen waren ____________________________ .
3 Geestelijken leerden de mensen dat ze in de _______________ zouden komen als ze goed zouden leven.
4 Mensen die niet christelijk waren, werden vaak _____________________ .

beboet
christenen
gestraft
hel
hemel
moslims
veel
weinig
500
1000
1500

Slide 18 - Sleepvraag

Als een koning overlijdt volgt zijn oudste zoon of dochter hem op.

Waarom waren er voor een koningin vaak veel partners om uit te kiezen?
A
De koningin was de mooiste vrouw in het land.
B
Door een huwelijk kreeg je ook macht over het gebied.
C
Iedereen wilde wel graag in een paleis wonen.
D
Je hoefde dan niet te werken want er was geld zat.

Slide 19 - Quizvraag

Afbeelding 3

Slide 20 - Tekstslide

Bekijk afbeelding 3. Welk geloof had deze strijder?
A
Christen
B
Moslim

Slide 21 - Quizvraag

1 In 1095 riep de Paus ____________________ op om gewapend naar Jeruzalem te trekken om de __________________________ te verdrijven.
2 De paus beloofde iedereen die meehielp een plek in de _______________ 
3 Deze tochten van gewapende mensen worden ____________________________________ genoemd.
4 Uiteindelijk wisten de ____________________ de strijd te winnen.

Azië
christenen
de Arabische wereld
Europa
hel
hemel
kruistochten
moslims
moslims

Slide 22 - Sleepvraag

Veel voorzieningen
Weinig voorzieningen
Mensen wonen dicht bij elkaar
Meer dan 10.000 inwoners
Minder dan 10.000 inwoners
Veel gebouwen

Slide 23 - Sleepvraag

Noteer drie kenmerken van een stad.

Slide 24 - Open vraag

Eind 19e eeuw. Kwamen steeds meer fabrieken 
Mensen gingen in deze fabrieken werken.
 

Mensen gingen in deze steden wonen en kregen ook veel kinderen

Daardoor groeide de steden

Slide 25 - Sleepvraag

Wat betekent: Urbanisatie

Slide 26 - Open vraag

Stad bekend over heel de wereld. Veel internationale bedrijven en banken.

Meer dan 10 miljoen inwoners. 
Vaak zit de regering daar. 

Slide 27 - Sleepvraag

Het centrum met wolkenkrabbers met daarin kantoren en dure winkels.

Arme mensen die hun eigen huizen bouwen, langs het spoor of bij een snelweg.

Mensen  wonen vaak aan de rand van de stad.
Hier kunnen ze in een groter huis wonen.
 

Slide 28 - Sleepvraag

Einde toets
Je mag nu gaan lezen

Slide 29 - Tekstslide