Werkwoordspelling tegenwoordige tijd stappenplan

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo lwoo
• Leerjaar 1

Werkwoordspelling tegenwoordige tijd

Ik (maken) ..... mijn huiswerk af.
Meervoud of enkelvoud?

1. Meervoud
2. Enkelvoud

Ik (maken) ..... mijn huiswerk af.
Hij- vorm of ik- vorm?

1. hij- vorm
2. ik -vorm

Ik (maken) ..... mijn huiswerk af.
Vul je juiste werkvoordsvorm in.

Hij (verbranden) ..... zijn vinger.
Meervoud of enkelvoud?

1. Enkelvoud
2. Meervoud

Hij (verbranden) ..... zijn vinger.
Hij- vorm of ik- vorm?

1. hij- vorm
2. ik -vorm

Wat is de ik- vorm van 'verbranden'?

Vul de juiste vorm in:
Hij (verbranden)... zijn vinger.

Wij (lopen) ..... naar school.
Meervoud of enkelvoud?

1. Meervoud
2. Enkelvoud

Vul de juiste vorm in:
Wij (lopen)..... naar school.

Hij (voetballen) .... elke dag.

1. Meervoud
2. Enkelvoud

Hij (voetballen) .... elke dag.

1. Hij- vorm
2. Ik- vorm

Wat is de juiste vorm?
Hij (voetballen) .... elke dag.

1. voetbal
2. voetbalt
3. voetballt
4. voetbald

De dokter (behandelen) .... de patient.

1. Ik- vorm
2. hij- vorm

De dokter (behandelen) .... de patient.

1. meervoud
2. enkelvoud

De dokter (behandelen) .... de patient.

1. behandelen
2. behandeld
3. behandelt
4. behandeldt

De man (bereiden) .... het eten.

1. meervoud
2. enkelvoud

De man (bereiden) .... het eten.

1. ik - vorm
2. hij- vorm

De man (bereiden) .... het eten.

1. bereid
2. bereidt
3. bereit
4. bereidde

Wij ( lachen)... veel te hard.

Het vliegtuig (landen)... in Rotterdam.

Ik (braden)... de kip.

Hij (braden)... de kip.