2havo - les 14 (2) Formuleren H3 / Spelling ww 4

Welkom


Nederlands
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Welkom


Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Doelen
1. Lezen in een boek

2. Formuleren H3: Je kunt voorbeeld aankondigen met een signaalwoord.

3. Spelling werkwoorden H4

Slide 2 - Tekstslide

timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Formuleren H3
Voorbeelden gebruiken
Een tekst of een spreekbeurt wordt leuker en duidelijker als je nu en dan een voorbeeld gebruikt. Met een voorbeeld leg je een moeilijk woord uit of maak je een situatie duidelijk.
Een voorbeeld kan kort zijn (een paar woorden), maar ook lang (een hele alinea). Soms kun je als eerste alinea van een tekst of een spreekbeurt een voorbeeld geven dat het onderwerp duidelijk maakt.

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeelden gebruiken
Je kunt een voorbeeld aankondigen met een signaalwoord (bijvoorbeeld, neem nou, zo, zoals, als, denk maar aan):
Het gaat al jaren slecht met de meeste weidevogelsoorten in Nederland. Cijfers van het CBS toonden vorig jaar aan dat bijvoorbeeld het aantal grutto’s, scholeksters en veldleeuweriken steeds verder daalt. De Vogelbescherming waarschuwt dat optermijn nog slechts 1500 grutto’s overblijven.

Slide 5 - Tekstslide

Formuleren H3
Voorbeelden gebruiken

Je kunt een voorbeeld aankondigen met een signaalwoord.

Zie filmpje NN

Maken: opdracht 1, 2, 3, 7


timer
20:00

Slide 6 - Tekstslide

Spelling H4
Er zijn werkwoorden die op verschillende manieren geschreven worden en toch hetzelfde klinken: kosten – kostten; vergoeden – vergoedden; verbrandde – verbrande. Het gaat steeds om werkwoorden waarbij de ik-vorm tt op -d of -t eindigt: kosten – kost; vergoeden – vergoed.

Om de juiste keuze te maken tussen -de(n) en -dde(n) of tussen -te(n) en -tte(n), moet je vaststellen met welke werkwoordsvorm je te maken hebt.

Gaat het om een persoonsvorm, een infinitief (het hele werkwoord) of een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 7 - Tekstslide

PV TT of VT
De persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt) meervoud schrijf je met -den en -ten:

 
– behoeden: Ouders behoeden hun kinderen graag voor narigheid.
– posten: Posten jullie deze brieven vandaag nog?
De persoonsvorm verleden tijd (pvvt) schrijf je met -dde(n) of -tte(n):
– landen: Hoe laat landden die passagiers gisteren op Schiphol?
– misten: Het mistte vanmorgen in grote delen van het land.

Slide 8 - Tekstslide

INFINITIEF
Van een infinitief (inf) vind je de spelling in het woordenboek:
– losbarsten: Wanneer zal het feest losbarsten?
– wedden: Daar gaan we zeker niet om wedden!

Slide 9 - Tekstslide

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD
Van een voltooid deelwoord (vd) kun je een bijvoeglijk naamwoord (bn) maken. Als het voltooid deelwoord eindigt op -d of -t, schrijf je het bn zo kort mogelijk, dus met -de of -te.
– vergoeden → vergoed: de vergoede schade;
– testen → getest: het uitvoerig geteste vuurwerk.
Maar soms is -dde of -tte nodig voor de uitspraak:
– redden → gered: de geredde vluchteling;
– witten → gewit: de gewitte muur.

Slide 10 - Tekstslide

PV VINDEN
Hoe vind je de PV?


Slide 11 - Tekstslide

PV

1. Vraagzin maken?

1a. Verledentijd? Sterk/zwak
2a. Stam (-en)
3. KFSCHPTX
ik-vorm + te(n) of de(n)

BIJVOEGLIJK GEBRUIKT WERKWOORD


1b. Bijvoeglijk gebruikt?
2. KFSCHPTX = te
3. Zo kort mogelijk

vergroten = de vergrote auto
Spelling H4: Maken: 1 t/m 5
timer
20:00

Slide 12 - Tekstslide

Huiswerk
Formuleren H3: Voorbeelden gebruiken
Maken opdracht 1, 2, 3, 7

Spelling H4: Meer lastige werkwoorden
Maken opdracht 1 t/m 5

Slide 13 - Tekstslide