Grammatica H1-2-3 les 2 (tw, wie die dat, wat)

di. 14 sept. - 3ag1 - 5e uur
  • Herhalen theorie tussenwerpsel H1 + 'wat' H3
  • Controleren + bespr. huiswerk: opdr. 2 blz. 33 en opdr. 1 + 2 blz. 96 
  • Uitleg wie - die - dat
  • Zelfstandig werken
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

di. 14 sept. - 3ag1 - 5e uur
  • Herhalen theorie tussenwerpsel H1 + 'wat' H3
  • Controleren + bespr. huiswerk: opdr. 2 blz. 33 en opdr. 1 + 2 blz. 96 
  • Uitleg wie - die - dat
  • Zelfstandig werken

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een tussenwerpsel?

Slide 2 - Open vraag

Noem vier categorieën tussenwerpsels

Slide 3 - Open vraag

Opdracht 2 blz. 33
  • 1 Gelukkig (tw), Sinterklaas is juist (bw) in goede gezondheid (zn) in Dokkum aangekomen.
  • 2 ‘Piefpafpoef (tw). Als jij niet doodvalt, doe ik niet meer, hoor (tw)!’ riep de kleine Max.
  • 3 Met de woorden ‘Gezondheid (tw), opa, proficiat (tw)’ had Irina haar grootvader met zijn tachtigste verjaardag gefeliciteerd (zww).’ ‘Ja (tw), ik ben toch maar een gelukkig (bn) man,’ antwoordde opa, ‘ook al is oma vorig jaar overleden, helaas (tw).’
  • 4 ‘Lekker weertje, niet (tw)?’ vroeg Bas aan de hengelaar. ‘Of vindt u het niet (bw) warm genoeg?’ ‘Zeker (tw) wel, warm zat, ik stik (zww) bijna,’ antwoordde de visser.


Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 2 blz. 33
  • 5 Voor een juist (bn) antwoord krijgt de kandidaat honderd euro en gelukkig (bw) gaf hij meestal een goed (bn) antwoord.
  • 6 Stik (tw), ik heb helaas (bw) alweer een onvoldoende voor mijn toets woordsoorten.
  • 7 Juist (tw), ik hoor (zww) het al. Zo zit de zaak dus in elkaar. U bent nogal zeker (bn) van uw zaak. U bent zeker (bw) goed (bw) geïnformeerd.
  • 8 Bah (tw), elke morgen word ik wakker van het gekraai (zn) van die haan: kukeleku (tw), kukeleku. Goed (tw), hij kan er niks aan doen, maar waarom kraait (zww) hij zo vroeg?

Slide 5 - Tekstslide

Tot welke woordsoorten kan 'wat' behoren?

Slide 6 - Open vraag

Opdracht 1 blz. 96
  1. Wat betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent de boer niet kent, dat eet hij niet.
  2. Heb jij nog wat onbepaald hoofdtelwoord kleingeld in je portemonnee voor de parkeermeter?
  3. Mevrouw, heeft u wat onbepaald voornaamwoord over voor Jantje Beton?
  4. De regering zal wel weten wat vragend voornaamwoord de beste oplossing is voor het milieuprobleem.
  5. Hebben jullie nog wat onbepaald voornaamwoord leuks gedaan in de vakantie.
  6. Iets wat betrekkelijk voornaamwoord je niet begrijpt, moet je in de les aan je docent vragen.

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 2 bl.z 96
  1. In de circustent zaten heel wat onbep.hoofdtelw mensen die genoten van de show.
  2. Wat vr.vnw was vroeger de beste wasmachineslogan? Alles onbep.vnw wat betr.vnw je ziet, in de Indesit.
  3. In wat voor vr.vnw auto zou je later graag willen rijden? Dat maakt me niets onbep.vnw uit.
  4. Mark weet wel wat vr.vnw sommige onbep.hoofdtelw mensen ervan vinden dat hij zoiets onbep.vnw heeft gedaan.
  5. Voor mijn verjaardag heeft iedereen onbep.vnw me wat onbep.vnw gegeven wat betr.vnw ik graag wilde hebben.
  6. Wat betr.vnw m.i.a. gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat een ander niet.

Slide 8 - Tekstslide

Wie - die - dat
Grammatica woordsoorten H2

Slide 9 - Tekstslide

Zelfstandig werken
  • Bestudeer de uitleg op blz. 64
  • Maak opdr. 1 op blz. 65
  • Maak opdr. 2 blz. 96
Dit is huiswerk voor maandag 20/9
Vrijdag 1 oktober: SO grammatica zinsdelen en woordsoorten

Slide 10 - Tekstslide