6.2 Stroomkringen

Tekst
Overal 1-2 HV hfst 6
6.2 stroomkringen
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScienceMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Tekst
Overal 1-2 HV hfst 6
6.2 stroomkringen

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Terugblik
Leerdoelen
Uitleg 6.2
Opdrachten 6.2

Slide 2 - Tekstslide

Spanningsbron (V) geeft de hoeveelheid energie aan die een elektrisch apparaat nodig heeft.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quizvraag

De minpool hoort bij een voltmeter op de zwarte aansluiting, een pluspool op de rode.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Leg uit wat er gebeurt als er teveel spanning (V) op een apparaat staat?

Slide 5 - Open vraag

Je wilt een apparaat van 40V controleren. Welk meetbereik moet je kiezen bij een voltmeter?
A
15
B
30
C
50
D
90

Slide 6 - Quizvraag

Leerdoelen
Je kunt uitleggen hoe een stroomkring werkt.
Je kunt tekenen hoe je een stroomkring maakt in een schakelschema.
Je kunt van mA naar A omrekenen en andersom.
Je kunt uitleggen wat een isolator is.

Slide 7 - Tekstslide

6.2 stroomkringen
Om een elektrisch apparaat te laten werken sluit je deze met een snoer aan op een spanningsbron.
Er gaat een elektrische stroom lopen.
De elektrische stroom transporteert de elektrische energie naar het apparaat.

Slide 8 - Tekstslide

De elektrische stroom loopt van de
pluspool naar de minpool van
 de spanningsbron. 

Op school gebruik je meestal een voedingskastje als spanningsbron

6.2 stroomkringen

Slide 9 - Tekstslide

Stroomkring aan elkaar vast=gesloten stroomkring (dan werkt je apparaat)

Onderbreking in stroomkring= open stroomkring

Met een schakelaar kun je de stroomkring openen of sluiten.

Tekst
Er zijn drukschakelaars (deurbel)
en aan/uit schakelaars(lamp/tv).

6.2 stroomkringen

Slide 10 - Tekstslide

Geleiders en isolatoren.

Voorbeelden van geleiders zijn:
Koper                 zilver
ijzer                    lood
Staal                  zink
Nikkel                 brons
Goud              koolstof
Een geleider is een stof die een elektrische stroom goed doorlaat.
6.2 stroomkringen

Slide 11 - Tekstslide

Geleiders en isolatoren.

Voorbeelden van isolatoren zijn:
Hout            steen
Plastic         kurk
Papier         marmer
Glas            perspex
Rubber        zuiver water

Een isolator is een stof die elektrische stroom niet doorlaat.

6.2 stroomkringen

Slide 12 - Tekstslide

Wanneer kan stroom lopen?
A
Bij een open stroomkring
B
Bij een gesloten stroomkring
C
Bij een gesloten én een open stroomkring
D
Weet ik niet

Slide 13 - Quizvraag

Wat voor soort stroomkring zie je hier?
A
Open stroomkring
B
Gesloten stroomkring

Slide 14 - Quizvraag

Zet de stoffen in het juiste vakje.
Geleider
Isolator
hout
ijzer
kraanwater
koolstof
lucht
plastic

Slide 15 - Sleepvraag

De hoeveelheid stroom kun je meten.


Een stroommeter noem je ook wel een ampèremeter.

Dit doe je met een stroommeter. Een stroommeter meet de stroomsterkte.(grootheid = I).
De eenheid van stroomsterkte is Ampère (A).

6.2 stroomkringen

Slide 16 - Tekstslide

Een ampèremeter sluit je aan door deze in de stroomkring te plaatsen.
6.2 stroomkringen

Slide 17 - Tekstslide

Een ampèremeter heeft een plus en een min aansluiting. De plusaansluiting moet aan de pluskant van de batterijen.

6.2 stroomkringen
GOED
FOUT
+  -
-  +

Slide 18 - Tekstslide

Omrekenen Ampère
                                :1000
       mA                                            A
                                x1000

Slide 19 - Tekstslide


In welke situatie is de ampèremeter goed aangesloten
A
B
A
In situatie A
B
In situatie B
C
In zowel situatie A als B
D
in beide situaties niet goed

Slide 20 - Quizvraag

Hoeveel A is 65 mA?
A
0,065
B
0,65
C
6500
D
65000

Slide 21 - Quizvraag

Waarmee meet je de stroomsterkte?
A
Voltmeter
B
Amperemeter
C
Thermometer
D
megameter

Slide 22 - Quizvraag

Hoeveel mA is 0,3A?
A
0,0003
B
0,003
C
30
D
300

Slide 23 - Quizvraag

Schakelingen tekenen

Schakelschema met symbolen
Om een tekening te maken van een schakeling gebruik je symbolen.
Een eenvoudige tekening van een schakeling noem je een schakelschema.

6.2 stroomkringen
Schakeling

Slide 24 - Tekstslide

Elektrische symbolen
De rechter symbolen moet je kunnen herkennen en tekenen.
6.2 stroomkringen

Slide 25 - Tekstslide

Wat geeft dit symbool aan?
A
Voltmeter
B
Amperemeter
C
Lampje
D
Schakelaar

Slide 26 - Quizvraag

Wat geeft dit symbool aan?
A
Voltmeter
B
Amperemeter
C
Lampje
D
Schakelaar

Slide 27 - Quizvraag

In een schakelschema is dit het symbool voor een....
A
batterij
B
lamp
C
amperemeter
D
schakelaar

Slide 28 - Quizvraag


Bekijk de afbeelding hiernaast. Welke onderdelen heb je nodig om deze schakeling te maken?
A
een spanningsbron, een led, een schakelaar en 3 draden
B
een spanningsbron, een lamp, een schakelaar en 2 draden
C
een spanningsbron, een meter, een schakelaar en 3 draden
D
een spanningsbron, een lamp, een schakelaar en 3 draden.

Slide 29 - Quizvraag

Huiswerk
Lees de tekst van paragraaf 6.2
Maak de vragen van paragraaf 6.2 op de digitale methode van Overal.
6.2 stroomkringen

Slide 30 - Tekstslide