Les 4 van spelling algemeen

Nederlands 09-04
- lASSo 1 & 2 uitleg
- zelfstandig werken
- huiswerkcontrole

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Nederlands 09-04
- lASSo 1 & 2 uitleg
- zelfstandig werken
- huiswerkcontrole

Slide 1 - Tekstslide

Hoeveel sterren geef jij deze dag?
★★
★★★
★★★★
★★★★★

Slide 2 - Poll

Doel van de les
lASSo1: Ik weet hoe ik meervouden van woorden moet spellen en ik kan dit toepassen in de opdrachten. 
lASSo2: Ik weet hoe ik het koppelteken en weglatingsstreepje moet gebruiken en ik kan dit toepassen in de opdrachten.


Slide 3 - Tekstslide

Wat plak je achter een
zelfstandig naamwoord
om er een verkleinwoord van te maken?

Slide 4 - Woordweb

Verkleinwoorden
Van een zelfstandig naamwoord kun je een verkleinwoord maken door er -je, -pje, -tje of -etje achter te zetten:
rand – randje
scherm – schermpje
varken – varkentje
ring – ringetje. 

Soms moet je een medeklinker verdubbelen: gum – gummetje.

Slide 5 - Tekstslide

Verkleinwoorden
Let goed op:
1. Bij woorden die eindigen op ng, komt soms etje (kring – kringetje); soms wordt de g een k: paling – palinkje.
2. Bij woorden die eindigen op de klinkers a, é, o en u wordt de klinker verdubbeld:
pizza – pizzaatje; coupé – coupeetje; foto – fotootje; accu – accuutje.
3. Bij woorden op i verandert de i in ie: kiwi – kiwietje.
4. Bij woorden op medeklinker + y komt een apostrof: party – party’tje
 --> maar als er een klinker voor de y staat, komt er geen apostrof: smiley – smileytje.
5. Bij afkortingen komt een apostrof: pc – pc’tje.
6. Korte klanken worden in het verkleinwoord soms lang: gat – gaatje.

Slide 6 - Tekstslide

Sleep de uitgangen naar het juiste woord om er een verkleinwoord van te maken. 
scherm
snoep
scooter
pizza
rekening
-atje
-tje
-etje
-pje
-je

Slide 7 - Sleepvraag

Verkleinwoord.
Wat is het verkleinwoord van de kano?
A
Kano'tje
B
Kanotje
C
Kanoo'tje
D
Kanootje

Slide 8 - Quizvraag

Verkleinwoord.
Wat is het verkleinwoord van la?
A
laatje
B
ladetje
C
la'tje
D
latje

Slide 9 - Quizvraag

Verkleinwoord.
Wat is het verkleinwoord van woning?
A
woningkje
B
woninkje
C
woningetje

Slide 10 - Quizvraag

verkleinwoorden

1. stemmetje is het verkleinwoord van stem.
2. blaadje is het verkleinwoord van blad.
A
1 = goed 2 = niet goed
B
1= niet goed 2 = goed
C
1 = goed 2 = goed
D
1 =niet goed 2 = niet goed

Slide 11 - Quizvraag

verkleinwoorden

Wat is het verkleinwoord van baby?
A
babytje
B
babietje
C
baby'tje
D
kleine baby

Slide 12 - Quizvraag

Verkleinwoorden
Wat is het verkleinwoord van ski
A
skietje
B
ski'tje

Slide 13 - Quizvraag

Verkleinwoorden
Wat is het verkleinwoord van wc?
A
wctje
B
wc'tje

Slide 14 - Quizvraag

Verkleinwoord:

Slide 15 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van ketting?

Slide 16 - Open vraag

lASSo 1
Aan de slag! Maak van spelling paragraaf 4 opdracht 1 t/m 3 (blz. 251)

Slide 17 - Tekstslide

Tussenletters in samenstellingen
Als je twee woorden aan elkaar plakt, maak je een samenstelling: tafel + poot = tafelpoot. 
Soms moet je tussen die twee woorden tussenletters toevoegen: (e)n, e of s.

Zo bepaal je of je een s moet toevoegen
- Als je in een samenstelling een s hoort, dan schrijf je die ook: onweersbui, moederskindje.

- Soms begint het rechterdeel van de samenstelling met een s-klank. Dan hoor je niet of er een tussen-s moet staan. Vervang dan het rechterdeel door een woord dat niet met een s-klank begint. Schrijf de s alleen als je hem bij de vervanging hoort:  kapperszaak, want kappersopleiding & spelerssalaris, want spelersbus.
Maar: sportschool, want sportwedstrijd.

Slide 18 - Tekstslide

Tussenletters in samenstellingen
Zo bepaal je of je (e)n  moet toevoegen:
- Als het linkerdeel van een samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat alleen een meervoud op en heeft, schrijf je en of n tussen de delen: lampenkap, stoelendans, blindenstok, ziekenhuis.


Slide 19 - Tekstslide

Tussenletters in samenstellingen
Schrijf een e in deze gevallen:
- Het linkerdeel heeft geen meervoud: rijstebrij.
- Het linkerdeel verwijst naar iets waar er maar één van is: zonnescherm, maneschijn.
- Het linkerdeel heeft (ook) een meervoud op s: horlogebandje (horloges), groentesoep 
- Het linkerdeel is geen zelfstandig naamwoord: brekebeen (het linkerdeel verwijst naar een werkwoord), hogeschool, dovenetel (het linkerdeel is een bijvoeglijk naamwoord).
- Het linkerdeel versterkt een bijvoeglijk naamwoord: reuzeleuk.

Slide 20 - Tekstslide

Je schrijft een tussenletter -e- als het 1e deel geen zelfstandig naamwoord is.


Je schrijft een tussenletter -e- als het 1e deel geen meervoud heeft.


Je schrijft een tussenletter -e- als het 1e deel de betekenis van het tweede deel versterkt.


Je schrijft een tussenletter -e- als het woord niet (meer) herkenbaar is als een samenstelling. --> versteend

platteland
tarwebrood
stekeblind
bruidegom

Slide 21 - Sleepvraag

Samenstelling met tussenletter -s-
Samenstelling met tussenletter  -(e)n-
Samensteling met tussenletter -e-
plant + bak
lamp + kap
maan + schijn
rogge + brood
lieveling + stad
bakker + room

Slide 22 - Sleepvraag

Tussenletters in samenstellingen.
A
apentrots
B
apetrots

Slide 23 - Quizvraag

Wat is juist?

Tussenletters bij samenstellingen
A
zonnenscherm
B
zonnescherm

Slide 24 - Quizvraag

Tussenletters in samenstellingen.
A
gemeenteraad
B
gemeentenraad

Slide 25 - Quizvraag

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
ladekast
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 26 - Quizvraag

Welke samenstelling met tussenletters is hier goed gespeld?
A
secondenwijzer
B
huilebalk
C
aperots
D
stationchef

Slide 27 - Quizvraag

Maak samenstellingen. Gebruik tussenletters als dat moet.
koning + dag =

Slide 28 - Open vraag

Maak samenstellingen. Gebruik tussenletters als dat moet.
zon + bril =

Slide 29 - Open vraag

Aan de slag!
Huiswerk voor woensdag: 
lASSo1: 
 Maak van spelling paragraaf 4 opdracht 1 t/m 3 (blz. 251)

lASSo2: 
Spelling paragraaf 5 opdracht 1 t/m 4 (blz. 256/257)



Slide 30 - Tekstslide

lASSo1: Verkleinwoorden
lASSo2: Tussenletters in samenstellingen
Ik snap alles; ik kan het aan iemand anders uitleggen.
Ik snap het, maar maak soms nog een foutje.
Ik ben er bijna; ik heb nog een beetje uitleg nodig.
Ik vind dit nog heel lastig; ik heb meer uitleg nodig.

Slide 31 - Poll

Doel behaald?
Ja, helemaal!
Bijna, nog een les hierover zou fijn zijn voor mij
Nee, ik vind dit echt nog heel moeilijk
Nee, ik had geen concentratie vandaag

Slide 32 - Poll