Herhaling spelling

1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we vandaan doen?

- Zijn er vragen over de toets stof?
- Kort herhalen van lesstof.
- Oefenen met de lesstof.


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer hoofdletters?
  • Aan het begin van een zin.
  • Bij namen: Maartje Jansen, Mirjam de Jong, mevrouw De Jong
  • Woorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid zoals: Rotterdamse, Zuid-Hollandse, Duits.

            De dagen, maanden, seizoenen en windstreken krijgen              GEEN hoofdletter.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gebruik van leestekens
Een zin eindig je met een punt, vraagteken (vraagzin) of uitroepteken (voor extra nadruk)

Een komma plaats je: 
  • tussen twee persoonsvormen;
  • voor verbindingswoorden doordat, maar, nadat, omdat, voordat, zodat, terwijl, want, zodra.
  •      
  •         Een komma plaats je niet bij 'en' en 'of'.

               

             dagen, maanden, seizoenen en windstreken krijgen GEEN hoofdletter

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gebruik verkleinwoorden
Van zelfstandige naamwoorden kun je ook verkleinwoorden maken door er 
-je, -kje, -pje, -tje of -etje te zetten. Zoals jasje, raampje

Korte klanken worden in het verkleinwoord soms lang.
lama - lamaatje
loge - logeetje
ski - skietje
  
  •        Let op bij afkortingen krijg je 'tje.
               

             

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Trappen van vergelijking

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies




Dit zijn uitzonderingen

Trappen van vergelijking 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Pak je laptop 
login in LessonUp (klassecode is: cqfbv)
en maak de vragen in 'Spelling' ->
 'Herhaling spelling'

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de trappen van vergelijking?
A
stellende trap overtreffende trap vergrotende trap
B
vergrotende trap stellende trap overtreffende trap
C
stellende trap vergrotende trap overtreffende trap
D
overtreffende trap stellende trap vergrotende trap

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Op welk woordsoort kun je de trappen van vergelijking toepassen?
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De trappen van vergelijking:
dwaas-dwazer-...
A
dwaasts
B
dwazerst
C
dwaast

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de volgorde van de trappen van vergelijking van veel ?
A
veel, meer, meest(e)
B
meer, minder, meest(e)
C
veel. meest(e), meer
D
veel, meest(e), minst

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik weet hoe ik de trappen van vergelijking moet gebruiken.
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noteer de trappen van vergelijking van het woord 
 'traag'.
1
2
3
 traag
trager
traagst

Slide 16 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Trappen van vergelijking
Stellende trap
Vergrotende trap
Overtreffende trap
Groot
Groter
Grootst

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

In een e-mail gebruik
je geen hoofdletters
en punten.
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

't wordt snel donker

In welke zin zijn de leestekens juist gebruikt?
A
'T wordt snel donker.
B
't Wordt snel donker.
C
Je hoeft geen hoofdletter te gebruiken.

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom gebruik je hoofdletters en leestekens?
A
Om de tekst beter leesbaar te maken.
B
Om de tekst belangrijker te laten lijken.
C
Om de les plechtiger te laten lijken.

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik weet nu wanneer ik hoofdletters en leestekens moet gebruiken
A
100%
B
Ja, meestal
C
Het kan beter
D
Nou, ik twijfel nog steeds

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer gebruik je géén hoofdletter?
A
Namen van feestdagen
B
Namen van jaargetijden
C
Namen van personen
D
Namen van bedrijven

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer gebruik je een hoofdletter?
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
Aan het begin van een zin
B
Aan het einde van een tekst.
C
Bij namen
D
Bij woorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoordspelling
A
De oude man verstuurt de brief.
B
De oude man verstuurd de brief.
C
De oude man verstuurdt de brief.

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke zin is juist geschreven?
A
De oude man verstuurt de brief.
B
De oude man verstuurd de brief.

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke zin is juist geschreven?
A
Het hout is opgebrandt.
B
Het hout is opgebrand.

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke zin is juist geschreven?
A
Zij begeleiden gisteren de vrouw naar huis.
B
Zij begeleidden gisteren de vrouw naar huis.

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ging de werkwoordspelling?
A
Makkie!
B
Gaat best prima
C
Toch wel weer wat weggezakt
D
Lastig!

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Een verkleinwoord is altijd een ..... ?
A
bijvoeglijk naamwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
lidwoord

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verkleinwoord van hobby?
A
hobbietje
B
hobbytje
C
hobbitje
D
hobby'tje

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verkleinwoord van 'jongen'?
A
jongetje
B
jongentje

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verkleinwoord van 'radio'?
A
radiotje
B
radiootje
C
radio'tje

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verkleinwoord van:
a4?
A
A4tje
B
A4'tje
C
A4-tje

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verkleinwoord.
Wat is het verkleinwoord van de kano?
A
kano'tje
B
kanotje
C
kanoo'tje
D
kanootje

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verkleinwoorden
A
display'tje
B
displaytje

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

verkleinwoord van auto
A
autotje
B
autootje

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verkleinwoord van kraam?
A
kraamtje
B
kraampje

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verkleinwoord van 'de paraplu'?
A
het paraplutje
B
het parapluutje
C
het paraplu'tje
D
het paraplu-tje

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verkleinwoord van 'het glas'?
A
het glasje
B
het glaasje

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verkleinwoord van 'de coupé'?
A
het coupéetje
B
het coupé'tje
C
het coupeetje

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer schrijf je een meervoud met - 's?
A
afkortingen die niet eindigen op -x of -s
B
woorden die eindigen op -a, -i, -o, -u en -y

Slide 41 - Quizvraag

afkortingenen die niet eindigen op een -x of -s krijgen 's: dvd - dvd's
woorden die eindigen op -a, -i, -o, -u en -y en waarbij anders de uitspraak verandert.
Meervoud op 's
Meervoud op s
auto
niveau
alinea
radio
accu
boy
baby
paraplu
milieu

Slide 42 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke meervoudsregel hoort erbij?



bikini
A
meervoud op -en
B
meervoud op -s
C
meervoud op -'s

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke meervoudsregel hoort erbij?



camera
A
meervoud op -en
B
meervoud op -s
C
meervoud op -'s

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Meervouden op -s
Meervouden op -'s
Sudoku
Clown
Pyjama
Oehoe
Motel
Embryo
Portemonnee
Lama
Lolly
Uier
Tandem
Eindsaldo
Employé
Ninja
Racket

Slide 45 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tekst
journalist
Taxi
Telefoon
kano
figuur
duim
dictee
Meervoud op -en
Meervoud op -s
Meervoud op 's
collega

Slide 46 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik kan meervouden op -s correct spellen.
A
Ja
B
Nee

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Succes met leren en oefenen!

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies