HA2: Kapitel 6: naamvallen 1, 3, 4, herhaling

Kapitel 6
Naamvallen
Herhaling
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Kapitel 6
Naamvallen
Herhaling

Slide 1 - Tekstslide

Doel

Je weet wat de 1e, 3e en 4e naamval in houdt. 
Je kunt de 1e, 3e en 4e naamval in de zin aanwijzen. 

Slide 2 - Tekstslide

Korte herhaling

Slide 3 - Tekstslide

Wat is de 1e naamval?
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de 3e naamval?
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de 4e naamval?
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp

Slide 6 - Quizvraag

Hoe vind je het onderwerp?

Slide 7 - Open vraag

Hoe vind je het meewerkend voorwerp?

Slide 8 - Open vraag

Hoe vind je het lijdend voorwerp?

Slide 9 - Open vraag

En nu in een zin

Slide 10 - Tekstslide

Der Bruder liest das Buch

onderwerp?
A
der Bruder
B
liest
C
das Buch

Slide 11 - Quizvraag

Der Bruder liest das Buch

lijdend voorwerp?
A
der Bruder
B
liest
C
das Buch

Slide 12 - Quizvraag

Der Junge gibt dem Mädchen eine Tasche
lijdend voorwerp?
A
der Junge
B
gibt
C
dem Mädchen
D
eine Tasche

Slide 13 - Quizvraag

Der Junge gibt dem Mädchen eine Tasche
meewerkend voorwerp?
A
der Junge
B
gibt
C
dem Mädchen
D
eine Tasche

Slide 14 - Quizvraag

Das Kind macht die Hausaufgaben

onderwerp?
A
das Kind
B
macht
C
die Hausaufgaben

Slide 15 - Quizvraag

Das Kind macht die Hausaufgaben

lijdend voorwerp?
A
das Kind
B
macht
C
die Hausaufgaben

Slide 16 - Quizvraag

Hat die Mutter das Pausenbrot gemacht?
onderwerp?
A
hat
B
die Mutter
C
das Pausenbrot
D
gemacht

Slide 17 - Quizvraag

Hat die Mutter das Pausenbrot gemacht?
lijdend voorwerp?
A
hat
B
die Mutter
C
das Pausenbrot
D
gemacht

Slide 18 - Quizvraag

Die Schülerin schreibt einen Brief

onderwerp?
A
die Schülerin
B
schreibt
C
einen Brief

Slide 19 - Quizvraag

Die Schülerin schreibt einen Brief

lijdend voorwerp?
A
die Schülerin
B
schreibt
C
einen Brief

Slide 20 - Quizvraag

Ein Mann liest eine Zeitung

lijdend voorwerp?
A
Ein Mann
B
liest
C
eine Zeitung

Slide 21 - Quizvraag

Der Lehrer sieht den Schüler nicht

onderwerp?
A
der Lehrer
B
sieht
C
den Schüler
D
nicht

Slide 22 - Quizvraag

Das Mädchen bringt ihrer Schwester eine Tasse Tee
onderwerp
A
das Mädchen
B
bringt
C
ihrer Schwester
D
eine Tasse Tee

Slide 23 - Quizvraag

Das Mädchen bringt ihrer Schwester eine Tasse Tee
meewerkend voorwerp
A
das Mädchen
B
bringt
C
ihrer Schwester
D
eine Tasse Tee

Slide 24 - Quizvraag

Hat der Schüler das Buch gelesen?

lijdend voorwerp?
A
hat
B
der Schüler
C
das Buch
D
gelesen

Slide 25 - Quizvraag

Den Kaffee mag der Mann nicht

onderwerp
A
den Kaffee
B
mag
C
der Mann
D
nicht

Slide 26 - Quizvraag

Den Kaffee mag der Mann nicht

lijdend voorwerp
A
den Kaffee
B
mag
C
der Mann
D
nicht

Slide 27 - Quizvraag

Evaluatie

Slide 28 - Tekstslide

Ik kan het onderwerp vinden
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll

Ik kan het meewerkend voorwerp vinden
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Poll

Ik kan het lijdend voorwerp vinden
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll