Zakelijk telefoneren

Spreken hoofdstuk 5
Spreken 5.1 Zakelijk telefoongesprek

als voorbereiding op je stage
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Spreken hoofdstuk 5
Spreken 5.1 Zakelijk telefoongesprek

als voorbereiding op je stage

Slide 1 - Tekstslide

Waar ga jij stagelopen na de zomervakantie?

Slide 2 - Open vraag

Welk zakelijk telefoongesprek heb je het laatst gevoerd?

Slide 3 - Open vraag

Wat weet je al over het voeren van een zakelijk telefoongesprek?

Slide 4 - Open vraag

Formeel / informeel
Formeel betekent: zoals het hoort, netjes. Zakelijk. Zo spreek je met onbekenden, ouderen, je leidinggevende etc.

Informeel betekent gewoon, normaal taalgebruik. Zoals je praat tegen vrienden/familie.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Begroeten
De juiste begroeting hangt deels af van het tijdstip waarop iemand belt:
Goedemorgen ('s ochtends tot 12 uur)
Goedemiddag (12 - 18 uur)
Goedenavond (na 18:00 uur)

Slide 7 - Tekstslide

Voorstellen
Je noemt eerst de bedrijfsnaam en daarna zeg jij je eigen naam. Bijvoorbeeld:
Goedemorgen, Wessels Transport, u spreekt.....

Als je op een bepaalde afdeling werkt, kun je dit ook benoemen:
Goedemorgen, Wessels Transport, afdeling transportplanning. U spreekt met .......

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Aanspreken
  • Noteer de naam van de klant
  • Noem de klant bij naam, dan voelt de klant zich gehoord
  • Je biedt gelijk hulp aan
Voorbeeld: "Wat kan ik voor u doen, mevrouw Jansen?"

Slide 10 - Tekstslide

Andere mogelijkheden
Waarmee kan ik u van dienst zijn?
Wat kan ik voor u betekenen?
Waarmee kan ik u helpen?

Slide 11 - Tekstslide

De klant helpen
 De klant belt met een vraag/ klacht/opmerking. 

Wat kun je doen:
  • Je geeft zelf antwoord.
  • Je verbindt door naar een collega.
  • Je maakt een telefoonnotitie.

Slide 12 - Tekstslide

Luisteren
  • Luister geconcentreerd
  • Noteer bealngrijke informatie
  • Laat merken dat je luistert
  • Gebruik LSD

Slide 13 - Tekstslide

LSD, wat is dat?

Slide 14 - Tekstslide

In de wacht zetten
Het kan wel eens gebeuren dat je iets voor een klant moet opzoeken of je collega iets moet vragen.

 Dit doe je dan:
  • Vraag of de klant een ogenblik heeft;
  • Vertel wat je gaat doen;
  • Zeg: 'bedankt voor het wachten als je de telefoon weer pakt'. 
 

Slide 15 - Tekstslide

Klachten afhandelen
  • Geef de klant gelegenheid om boosheid te uiten
  • Zoek naar feiten in de klacht (wat is er aan de hand/ misgegaan?) en vraag door.
  • Vat de klacht samen.
  • Toon begrip, neem de klacht serieus.
  • Vraag de klant of hij zelf een voorstel voor oplossing heeft.
  • Bied een oplossing aan of maak afspraak hoe en wanneer je er op terug komt.
  • Blijf beleefd en rustig en kom je afspraken na.

Slide 16 - Tekstslide

Telefoongesprek afsluiten

  • Vraag de klant of je verder nog iets voor hem/haar kunt doen. 
  • Is alles duidelijk? 
  • Bedank de klant voor het bellen en wens hem/haar een fijne dag. 

Slide 17 - Tekstslide

Aan de slag in tweetallen
Ga naar opdracht 3 (Spre 5.1, boek blz. 52) en bereid in tweetallen aan de hand van 8 vragen een telefoongesprek voor.
Opdracht:
timer
10:00

Slide 18 - Tekstslide

Ga nu het gesprek voeren samen met ander tweetal
  • Ga nu bij een ander tweetal zitten.
  • Voer nu met één van de medestudenten het voorbereide gesprek. 
  • Spreek af wie de stagebegeleider (Freek Oldenburger) is.
  •  Twee studenten voeren dus het gesprek en de anderen beoordelen het gesprek. (Geef een top en een tip)
  • Bespreek het gesprek na en wissel van rollen.
  • Aan het eind wil ik van iedereen weten welke tip en top je 
        hebt gehad.

timer
15:00

Slide 19 - Tekstslide