1.1 een nieuwe grondwet les 1


1.1 Nieuwe Grondwet
1848 tot 1915
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les


1.1 Nieuwe Grondwet
1848 tot 1915

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Deelvraag: Welke gevolgen had de grondwet van 1848 voor het bestuur van Nederland?​

  • Ik weet het verschil tussen een monarchie en een republiek.​ 
  • Ik weet wat liberalisme is. ​ 
  • Ik kan uitleggen hoe de machtsverdeling veranderende door de grondwet.​ 
  • Ik weet wat het verschil is tussen coalitie en oppositie.​ (Als die niet behandeld is dan is dit voor de volgende les)

Slide 2 - Tekstslide

    Nederland vóór 1848

  • Willem II  = koning 
  • Monarchie     (republiek??)
  • Ministers en een parlement 

Maar: Willem II beslist alles zelf 
 

Slide 3 - Tekstslide

Revolutiejaar 1848

  • Rijke burgers ontevreden
  • Liberalen (liberty)
  • Revolutiedreiging

-> Nieuwe grondwet

Slide 4 - Tekstslide

Grondwetsherziening
  • Johan Thorbecke (liberaal)
  • Grondwet van Thorbecke
  • Grondwet geldt voor iedereen! 
    -> constitutionele monarchie

  1.  Ministriële verantwoordelijkheid
  2.  Censuskiesrecht voor mannen

Slide 5 - Tekstslide

Klassieke grondrechten
  • Bescherming van de bevolking tegen de overheid.
  • klassieke grondrechten  
           1. Vrijheid van Godsdienst
           2. Vrijheid van meningsuiting
           3. Vrijheid van drukpers 
  • Thorbecke voegde  1848 er een aantal aan toe:
           1. Vrijheid van vereniging & vergadering
           2. vrijheid van onderwijs

Slide 6 - Tekstslide

Verdeelde macht
  • Parlementaire democratie = volksvertegenwoordiging 
  • Één groep of persoon NOOIT alle macht

-Wetgevend
-Uitvoerend
-Rechterlijk

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Coalitie en oppositie
  • 1 zetel = 1 persoon in de Tweede Kamer
  • Meerderheid nodig = samenwerkende partijen

  • Coalitie: Meerderheid vd 2e kamer -> benoemd ministers voor de regering
  • Oppositie: Minderheid vd 2e kamer

Slide 9 - Tekstslide

Wie mogen er in 1848 stemmen?
A
Mannen
B
Rijke mannen en vrouwen
C
Mannen die voldoende belasting betalen
D
Niemand

Slide 10 - Quizvraag

Een monarchie heeft:
A
Wel een koning
B
Geen koning

Slide 11 - Quizvraag

Ministeriële verantwoordelijkheid betekent dat de ministers:
A
niet vervolgd kunnen worden
B
verantwoordelijk zijn voor goed bestuur
C
geen invloed hebben
D
verantwoordelijk zijn voor de koning

Slide 12 - Quizvraag

Een koninkrijk met een grondwet is een:
A
Parlementaire democratie
B
Constitutionele monarchie

Slide 13 - Quizvraag

Vrijheid van meningsuiting is een:
A
Klassiek grondrecht
B
Grondwet
C
Kiesrecht
D
Grondrecht

Slide 14 - Quizvraag

Doen
- Blz 13 en 14 opdracht 2, 4, 5, 6 en 7
Er zijn antwoordenboekjes om na te kijken 
- Beantwoord voor jezelf de leerdoelen als je dat wilt
- Klaar? Lezen bladzijde 10 en 11 en/of leer de begrippen van deze les.

Lesdoelen

  • Ik weet het verschil tussen een monarchie en een republiek.​
  • Ik weet wat liberalisme is. ​ 
  • Ik kan uitleggen hoe de machtsverdeling veranderende door de grondwet.​ 
  • Ik weet wat het verschil is tussen coalitie en oppositie.​ (Als die niet behandeld is dan is dit voor de volgende les)




Klaar: volgende les voorbereiden !!
timer
10:00
Rood = in stilte
10 minuten zelfstandig, daarna samen

Slide 15 - Tekstslide

Zijn er nog vragen over de opdrachten of over de lesstof

Slide 16 - Tekstslide