Herhalen hoofdstuk 3

Maandag 11 mei
Herhalen hoofdstuk 3:
kww, zww, hww
voltooid en onvoltooid deelwoord
lijdende en bedrijvende vorm
Maak minimaal twee onderdelen van 'versterk jezelf' in de online methode.
Let op: morgen boektoets!
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Maandag 11 mei
Herhalen hoofdstuk 3:
kww, zww, hww
voltooid en onvoltooid deelwoord
lijdende en bedrijvende vorm
Maak minimaal twee onderdelen van 'versterk jezelf' in de online methode.
Let op: morgen boektoets!

Slide 1 - Tekstslide


Werkwoordsoorten

Slide 2 - Tekstslide

Vaak bij een wg!

Slide 3 - Tekstslide


Hulpwerkwoord

Om het infinitief en het voltooid deelwoord te kunnen gebruiken in een zin, is een hulpwerkwoord nodig. 

Bijvoorbeeld: hebben, zijn, worden, zullen, willen, kunnen, moeten.
Jan heeft gefietst.
Jan zal hard fietsen.










hww = heeft, zww = gefietst
hww = zal, zww = fietsen

Slide 4 - Tekstslide

      Kijk in een zin naar het belangrijkste werkwoord ( = hoofdwerkwoord). 
Is het een zww of een kww? De rest is dan hww!

1. zelfstandig werkwoord (zww)
2. koppelwerkwoord (kww)
3. hulpwerkwoord (hww)

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeldzin met kww en hww
De weersvoorspelling voor komend weekend blijkt gunstig te zijn.

blijkt = hww, zijn (infinitief)= kww

Slide 6 - Tekstslide

Het koppelwerkwoord verbindt het onderwerp 
aan een bijvoeglijk of een zelfstandig naamwoord.

ZWABBELS 
+hdv
9 koppelwerkwoorden:
zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen 
+heten, dunken en voorkomen

Slide 7 - Tekstslide

"Vannacht heb ik gedroomd over de vakantie."

Wat is 'gedroomd' voor een werkwoordsoort?
A
hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord

Slide 8 - Quizvraag

Wat voor een werkwoordsoort is 'worden' in de zin:
Ik word daar zo moe van.
A
hww
B
zww
C
kww
D
geen ww

Slide 9 - Quizvraag

Welke werkwoordsoort?
Vorig jaar was ik de hele zomer ziek.
A
was = zww
B
was = kww
C
was = hww

Slide 10 - Quizvraag

Wat voor een werkwoordsoort is 'hebben' in de zin:
Zij hebben altijd veel lol.
A
hww
B
zww
C
kww
D
geen ww

Slide 11 - Quizvraag

Welke werkwoordsoort?
Jij bent altijd een vervelend mannetje gebleven.
A
bent = zww
B
bent = kww
C
bent = hww

Slide 12 - Quizvraag

Remco had graag een toetje willen bestellen.

Wat is de werkwoordsoort van 'had'?
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 13 - Quizvraag

Welke werkwoordsoort zit in onderstaande zin: 'De auto's rijden in een lange file.'
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 14 - Quizvraag

Spelling voltooid deelwoord
Hoe?
Luisterproef: 
Luister of je het hoort...
Ik heb een punt verdient/d?

Verlengproef: ik verdiende

Slide 15 - Tekstslide

Even oefenen...verlengproef.

Ik ben veranderd/t.
Hij is geslaagd/t.
Hij heeft gerend/t.
Zij heeft betaald/t.

Bij twijfel... 't ex-kofschip!!!

Slide 16 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
Opdracht 3 (blz. 111)

Schrijf het voltooid deelwoord.
Staat er ook een vorm van zijn, worden of hebben in de zin? 
Noteer die ook. 
timer
2:00

Slide 17 - Tekstslide

Het onvoltooid deelwoord

Een onvoltooid deelwoord geeft aan dat iets nog bezig is.

Het is dus nog niet voltooid:


Rillend stond ik op de schaatsbaan.

Lachend zwaaide ik naar mijn vriend.

Zittend keken we naar de optocht.

Slide 18 - Tekstslide

Het onvoltooid deelwoord

Een onvoltooid deelwoord kun je net als

het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruiken:


Een lachende vrouw.

De gillende kinderen.

De huilende man.

Slide 19 - Tekstslide

Het onvoltooid deelwoord

- maak je door achter het hele werkwoord een -d te zetten.


lachend

fluitend

lopend

knippend


Slide 20 - Tekstslide

Wat is een voltooid deelwoord?
A
bedoelt
B
bedoeld
C
zeg
D
sprak

Slide 21 - Quizvraag

Wat is een voltooid deelwoord?
A
heel werkwoord
B
persoonsvorm
C
ge-be-her-ver-ont woorden
D
werkwoordelijk gezegde

Slide 22 - Quizvraag

Een voltooid deelwoord:
A
is sowieso verleden tijd
B
dan is de pv altijd een vorm van 'zijn, worden of hebben'
C
antwoord A, B en D
D
kan eindigen op een 't', een 'd' en 'en'

Slide 23 - Quizvraag

Wat is een voltooid deelwoord?
A
Werkwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Lidwoord
D
Persoonsvorm

Slide 24 - Quizvraag

een onvoltooid deelwoord

A
is de infinitief met-d(e)
B
is de stam met-d
C
soms d en soms niet

Slide 25 - Quizvraag

Wat is een onvoltooid deelwoord?
A
smeltend
B
gesmolten
C
gerend
D
rennen

Slide 26 - Quizvraag

Wat is een onvoltooid deelwoord?
A
lopen
B
lopend
C
gelopen
D
liepen

Slide 27 - Quizvraag

Van lijdend naar bedrijvend
Om van de lijdende vorm naar de bedrijvende vorm te gaan volg je bijna dezelfde stappen maar dan omgekeerd.

  1. Het onderwerp wordt het lijdend voorwerp.
  2. Je haalt het woord 'door' weg en wat erachter staat wordt het onderwerp.
  3. Je haalt het hulpwerkwoord ('worden') weg en het voltooid deelwoord wordt de persoonsvorm.
Lijdend: De lolly's worden door Janine uitgedeeld.
                        ow             hww                                  vtdw
Bedrijvend: Janine deelt de lolly's uit.
                             ow        pv      lv               pv

Slide 28 - Tekstslide

Lijdende en bedrijvende vorm

Slide 29 - Tekstslide

Lijdende vorm
  • Deze zin is passief;
  • In de lijdende vorm, ook wel de passieve vorm, ondergaat het onderwerp iets.
  • Heeft een vorm van worden of zijn in de zin; 
  • Het woord door staat vaak in deze zin.

Slide 30 - Tekstslide

Van bedrijvend naar lijdend
Wat moet je dan doen?
  1. De persoonsvorm moet een voltooid deelwoord worden en je voegt het hulpwerkwoord worden toe.
  2. Het lijdend voorwerp wordt het onderwerp van de zin.
  3. Het onderwerp van de zin komt achter 'door' te staan en vormt zo de bijwoordelijke bepaling.
Bedrijvend: De portier boeit de bankrovers.
                                      ow       pv                lv
Lijdend: De bankrovers worden door de portier geboeid.
                            ow                     hw                                          vtdw

Slide 31 - Tekstslide

Let op
 De zin moet in dezelfde tijd blijven staan als je .

Haar moeder koopt nieuwe schoenen.
Goed: De nieuwe schoenen worden door haar moeder gekocht.
Fout: De nieuwe schoenen werden door haar moeder gekocht.

Slide 32 - Tekstslide

Zet deze zin in de lijdende vorm:
Ik heb de cake gebakken.

Slide 33 - Open vraag

Zet in de lijdende vorm:
De graafmachine vernielt de elektriciteitsleiding.

Slide 34 - Open vraag

'Ik heb hem gezien.' wordt in de lijdende vorm 'Hij ... door mij gezien.'

Slide 35 - Open vraag

Zet in de bedrijvende vorm:
Het portet wordt door mijn tante geschilderd.

Slide 36 - Open vraag

Zet de zin in de bedrijvende vorm.
Het boek is door de jongen gelezen.

Slide 37 - Open vraag


Zet deze zin in de bedrijvende vorm:
De uitnodiging wordt door Arjan geschreven.

Slide 38 - Open vraag