Examentraining - 2016-1

Examentraining Nederlands
2016 - tijdvak 1
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Examentraining Nederlands
2016 - tijdvak 1

Slide 1 - Tekstslide

Tekst 1
'Smaken verschillen niet'

Slide 2 - Tekstslide

1. Wat is het onderwerp van de tekst 'Smaken verschillen niet'?
A
Overeenkomsten in smaakvoorkeur
B
Overeenkomsten tussen vormen
C
Verschillen in smaak tussen personen
D
Verschillen tussen vorm en beeld

Slide 3 - Quizvraag

2. Hoe wordt de tekst ingeleid in alinea 1? De tekst wordt ingeleid door...
A
Een conclusie te trekken
B
Een opmerking te plaatsen
C
Een voorbeeld aan te halen
D
Een waarschuwing vooraf te geven

Slide 4 - Quizvraag

De tekst is te verdelen in drie delen.
3. Bij welke alinea begint deel 2?
A
Bij alinea 1
B
Bij alinea 2
C
Bij alinea 3

Slide 5 - Quizvraag

4. Bij welke alinea begint deel 3?
A
Bij alinea 7
B
Bij alinea 8
C
Bij alinea 9

Slide 6 - Quizvraag

5. 'We houden in het algemeen ook meer van symmetrische dan van asymmetrische vormen en beelden' (r. 53-55). Geef een voorbeeld van het begrip asymmetrie dat genoemd wordt in alinea 5 of 6.

Slide 7 - Open vraag

6. Welke van de volgende afbeeldingen zou volgens het onderzoek van de universiteit van Leipzig het hoogst gewaardeerd worden?
A
Plaatje A
B
Plaatje B
C
Plaatje C
D
Plaatje D

Slide 8 - Quizvraag

7. 'Dezelfde esthetische norm hanteren we voor levenloze objecten (...)' (r. 91-92). Welke esthetische norm wordt hier bedoeld?
A
De norm dat onderling afstanden niet mogen afwijken van het gemiddelde
B
De norm dat voor levenloze objecten hetzelfde moet gelden als voor niet-levenloze
C
De norm dat vormen in gewone gezichten niet te veel mogen verschillen
D
De norm dat zaken best anders mogen zijn, maar niet te veel mogen afwijken.

Slide 9 - Quizvraag

8 “(…) onze luie geest wil het wel meteen kunnen herkennen als een stoel of een wijnglas.” (regels 96-98)
Citeer een zin uit alinea 8 die deze bewering afzwakt.

Slide 10 - Open vraag

9. Noem de vier algemene principes die volgens deze tekst blijken te gelden bij schoonheidservaringen.

Slide 11 - Open vraag

10 “Integendeel, veel vernieuwingen in kunst en design worden door het grote publiek in eerste instantie afgewezen.” (regels 113-116). Noem twee redenen uit de alinea’s 9 en 10 waarom we vernieuwingen
toch mooier gaan vinden.

Slide 12 - Open vraag

11. Met welk doel is deze tekst geschreven? De schrijver wil de lezer...
A
Aansporen om het brein te prikkelen en zodoende de smaak te verbreden.
B
Ervan overtuigen dat het hebben van een eigen smaak staat voor identiteit.
C
Informeren over verrassende regels ten aanzien van smaakervaring.
D
Uitleggen hoe je ervoor zorgt dat producten voldoen aan ieders smaak.

Slide 13 - Quizvraag

12 “Smaken verschillen, zo leren we als kind al. Maar is dat wel zo?” (r. 13-14) Welk antwoord geeft de tekst op deze vraag?
A
De smaak van mensen blijkt helemaal niet te verschillen, ook al denken veel mensen dat.
B
Doordat ons brein geprikkeld wil worden door ongebruikelijke vormen, verschillen smaken van mensen inderdaad.
C
Er liggen verschillende overeenkomende principes ten grondslag aan de smaak van mensen, maar smaken komen niet volledig overeen.
D
Mensen vinden het vooral belangrijk dat hun smaak niet te veel afwijkt van die van anderen, waardoor smaken vrijwel niet verschillen.

Slide 14 - Quizvraag

Tekst 3
'De Hollandse wind de baas'

Slide 15 - Tekstslide

14 Het doel van een tekst kan onder andere zijn:
1 de lezer informeren
2 de lezer amuseren
3 de lezer tot handelen aansporen
4 de lezer waarschuwen
Wat zijn de belangrijkste twee doelen van deze advertentie?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 16 - Quizvraag

15. Voor wie is deze advertentie vooral bedoeld? Voor mensen die...
A
Al klant van Eneco zijn.
B
Bij het bedrijf Eneco willen werken.
C
Duurzame energie bij Eneco willen afnemen.
D
Informatie over Eneco willen krijgen.

Slide 17 - Quizvraag

16 Welke twee aspecten worden in de foto bij deze advertentie vooral
benadrukt?
A
De hoeveelheid windturbines en de duurzaamheid van de energie
B
De hoogte van het werk en de manier waarop de energie opgewerkt wordt
C
De oer-Hollandse wind en het gevaar dat het werk met zich meebrengt.
D
De schone energie en de hoge korting die klanten krijgen

Slide 18 - Quizvraag

17. De man op de foto zegt in de advertentietekst: “De wind mag dan de baas zijn, hij werkt wel keihard mee.” Leg uit waarom de wind de baas is en keihard meewerkt. Vul voor je antwoord de onderstaande zin aan De wind is de baas, omdat ...

Slide 19 - Open vraag

Tekst 4
'Waarom jongens geen meisjes zijn en meisjes geen jongens'

Slide 20 - Tekstslide

18. Een schrijver kan verschillende doelen hebben met het schrijven van een tekst. Welke twee schrijfdoelen zie je met name terug in deze tekst?
A
Amuseren en informeren
B
Amuseren en overtuigen
C
Informeren en overtuigen
D
Informeren en tot handelen aanzetten

Slide 21 - Quizvraag

19. Hoe wordt de tekst ingeleid in alinea 1? De tekst wordt ingeleid door...
A
De aanleiding te noemen voor het schrijven van het artikel
B
Een voorbeeld te geven bij het onderwerp
C
Een voor de tekst belangrijke vraag te stellen
D
Het standpunt van de schrijver weer te geven

Slide 22 - Quizvraag

20. De alinea's 2, 3 en 4 horen bij elkaar. Welke vraag geeft het beste de inhoud van de alinea's weer?
A
Bestaan er verschillen tussen jongens en meisjes?
B
Verschillen hersenen van jongens en meisjes?
C
Waarom verschillen de verwachtingen van ouders en leerkrachten?
D
Wat zijn de oorzaken voor verschillen tussen jongens en meisjes?

Slide 23 - Quizvraag

21. De schrijver is het niet eens met journalisten die aangeven dat er geen verschillen bestaan tussen jongens en meisjes.
Citeer een woord of woordgroep uit alinea 2 waaruit blijkt dat de schrijver het niet eens is met deze journalisten.

Slide 24 - Open vraag

22 “Dit wordt ook wel de ‘sekse-stereotypering’ genoemd.” (r. 25-27). Leg uit wat er in de tekst met ‘sekse-stereotypering’ bedoeld wordt. Gebruik voor je antwoord niet meer dan 20 woorden.

Slide 25 - Open vraag

23 “Mannen en vrouwen verschillen in ten minste vier T’s: Talents, Tastes, Temperaments en Tails.” (regels 68-71). Welke van deze vier T’s is geen eigenschap van de man of vrouw
zelf?

Slide 26 - Open vraag