Nederlands aankomend onderofficier grondoptreden les 2 lezen/luisteren

Welkom, fijn dat je er bent, lesdag 2 Nederlands
 Lesdoel Nederlands 
- theorieonderdelen lezen                                                                                         
  • Je herkent feiten en meningen in een tekst en weet wat het verschil tussen beide is.
  • Je herkent de argumenten in een tekst.
  • je weet wat een betoog is en herkent hoe de schrijver je weet te overtuigen. 
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Welkom, fijn dat je er bent, lesdag 2 Nederlands
 Lesdoel Nederlands 
- theorieonderdelen lezen                                                                                         
  • Je herkent feiten en meningen in een tekst en weet wat het verschil tussen beide is.
  • Je herkent de argumenten in een tekst.
  • je weet wat een betoog is en herkent hoe de schrijver je weet te overtuigen. 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Teksten kunnen feiten en meningen bevatten.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

feit, mening, argument.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke zin bevat een controleerbaar feit?
A
Als je geen rijbewijs hebt, kun je geen auto besturen.
B
Mijn zus zou haar vriendje nooit zomaar dumpen, hij moet wel iets geks hebben gedaan
C
Ik heb gehoord dat Harry gisteren met zijn fiets is gevallen na een aanrijding

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke zin bevat een argument?
A
Ik blijf het liefst in Nederland, want ik heb een hekel aan verre reizen.
B
Ik vind die film niet goed, het verhaal is slecht te volgen door al die flashbacks.
C
Geef mij maar een boek van Stefan King, die kan tenminste goeie griezelverhalen bedenken

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Argumenten gebruik je om een ander van jouw mening te overtuigen.

Voorbeeld:
Ze moeten motorclubs verbieden, (= mening, dit is iets wat iemand vindt)
-> omdat ze zich met allerlei criminele zaken bezig houden
(= argument)

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Een betoog
De schrijver geeft in een betoog duidelijk zijn mening.
Hij gebruikt argumenten om de lezer te overtuigen van zijn gelijk.
Een bekend voorbeeld van een betoog is: een ingezonden brief in de krant.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld 
Een vijver heeft alleen maar voordelen, (mening/stanpunt)

want een vijver heeft nauwelijks onderhoud nodig, een vijver kost minder tijd dan een gazon en overtollige waterplanten worden gratis weggehaald door een hovenier.’ (argument)
Een vijver heeft nauwelijks onderhoud nodig en met een vijver valt er zo veel te genieten in je tuin. (conclusie) 


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Drogredenen
Niet elk argument is een goed argument. Sprekers kunnen onjuiste argumenten gebruiken

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De onjuiste oorzaak-gevolgrelatie


Er wordt tussen twee zaken een oorzaak-gevolgrelatie gelegd, terwijl die er niet is.
Sinds er meer kikkers in de vijver zitten, is het water schoner. Dat moet dus wel aan de kikkers liggen. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 De cirkelredenering
Bij een cirkelredenering herhaal je je standpunt, alleen anders geformuleerd.
Ik vind haar niet aardig, want ik mag haar niet.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De verkeerde vergelijking
Je vergelijkt onterecht twee zaken met elkaar.

Volgens de NS hoeft in de sprinter geen wc te zitten. In een bus zit die toch ook niet.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De overhaaste generalisatie 
Op grond van een of een enkel voorval wordt er een conclusie getrokken die voor alle gevallen geldt.


Mijn opa dronk elke dag een paar glazen jenever en is 98 jaar geworden, alcohol drinken is dus helemaal niet ongezond. 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werklozen zijn te beroerd om te werken, dat zie je wel aan mijn buurman.
A
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
verkeerde vergelijking
C
cirkelredenering
D
De overhaaste generalisatie

Slide 15 - Quizvraag

Op basis van te weinig gegevens stelt iemand een algemene regel vast
Supermarktmedewerkers moeten niet klagen als ze overuren maken, want winkeliers werken ook op koopavonden en zaterdag
A
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
verkeerde vergelijking
C
cirkelredenering
D
generalisatie

Slide 16 - Quizvraag

er worden dingen met elkaar vergeleken die eigenlijk niet te vergelijken zijn
Filmpje drogredenen






https://www.youtube.com/watch?v=EBEZJm3ozIA 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies