Herhaling evolutie PTA


Herhaling evolutie

Samenvatting belangrijkste onderwerpen

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les


Herhaling evolutie

Samenvatting belangrijkste onderwerpen

Slide 1 - Tekstslide

ENDOSYMBIOSETHEORIE: ontstaan van eukaryoten (cellen met een celkern, dubbele membranen en organellen) binas tabel 94C

Slide 2 - Tekstslide

Taxonomie
Rijk - stam - klasse - orde - familie - geslacht - soort
  • Tijger: dier - gewervelden - zoogdieren - roofdieren - katachtigen - panter - tijger

Wetenschappelijke naam (Linnaeus) = Geslacht + soort
  • Madeliefje: Bellis perennis L.

Slide 3 - Tekstslide

Evolutie:
De geleidelijke ontwikkeling van de levensvormen op aarde in de loop van een zeer lange tijd (ontstaan en verandering)

Slide 4 - Tekstslide

Wat waren de voorwaarden die gelden voor natuurlijke selectie?
1. Variatie in fenotype veroorzaakt door mutatie of recombinatie

2. Fenotype 1 beter aangepast (hogere fitness) aan de omgeving dan fenotype 2

3. Fenotype 1 overleeft meer dan fenotype 2 -> Planten zich daardoor meer voort -> En geven de genen door

4. Na een aantal generaties: NATUURLIJKE SELECTIE = de individuen die het best zijn aangepast aan hun omgeving (biotoop), overleven en kunnen zich voortplanten

Slide 5 - Tekstslide

Cladistiek
  • Clade: een groep soorten die bestaat uit een voorouder en alle nakomelingen daarvan
  • Cladogram: de schematische weergave van de verwantschap tussen de soorten van een clade
  • Op basis van vergelijking van uiterlijke, anatomische of biochemische kenmerken
  • Elke splitsing stelt één gemeenschappelijke voorouder voor

Slide 6 - Tekstslide

Verwantschap
De regel:
Nauw aan elkaar verwant als soorten kort geleden een gemeenschappelijke voorouder hadden

Dus .... kat is nauwer verwant aan hond/paard?

Slide 7 - Tekstslide


Soort: organismen behoren tot dezelfde soort als ze in staat zijn zich onderling voort te planten en daarbij vruchtbare nakomelingen voort te brengen

Slide 8 - Tekstslide

Gene flow
Soort: de grootste verzameling van populaties waartussen gene flow plaatsvindt of kan plaatsvinden

Populatie: een groep individuen van dezelfde soort die in een bepaald gebied leven en zich onderling voortplanten

Gene flow: het verschijnsel dat tussen twee populaties van dezelfde soort uitwisseling van genen plaatsvindt

Slide 9 - Tekstslide

Regel van Hardy-Weinberg


Binnen een grote populatie blijven de allelfrequenties door de generaties heen constant

Slide 10 - Tekstslide

Regel van Hardy-Weinberg
Binnen een grote populatie blijven de allelfrequenties door de generaties heen constant
p² + 2pq + q² = 1
  • p² = frequentie AA
  • 2pq = frequentie Aa
  • q² = frequentie aa

Fenotype: AA en Aa = dominante tot uiting en alleen aa = recessieve tot uiting.
Allelfrequentie berekenen in opdracht?? Begin altijd eerst met de frequentie aa (recessief fenotype) = q²

Binas tabel 93D3

Slide 11 - Tekstslide

Voorwaarden Hardy-Weinberg
  1. Oneindig grote populatie
  2. Geen mutaties
  3. Geen migratie
  4. Geen seksuele selectie (oftewel: partnerkeuze is toevallig)
  5. Geen natuurlijke selectie op een bepaald genotype

Slide 12 - Tekstslide

Examenopgave 

Slide 13 - Tekstslide

Antwoord

Slide 14 - Tekstslide

Genetic drift
Genetic drift: het verschijnsel dat in kleine populaties door toeval grote verschuivingen in allelfrequenties kunnen optreden

  1. Flessenhalseffect (groot deel populatie sterft uit door een invloed uit het milieu)
  2. Foundereffect (klein deel van een populatie vestigt zich in een nieuw gebied)

Slide 15 - Tekstslide

Flessenhalseffect
Foundereffect

Slide 16 - Tekstslide

Ontstaan van een nieuwe soort
Reproductieve isolatie: gedurende lange tijd geen voortplanting en dus geen gene flow tussen de individuen van twee of meer populaties
  • Geografische isolatie (bergketen/eiland) = "allopatrisch" (ander vaderland)




Slide 17 - Tekstslide

Sympatrische soortvorming

Soortvorming (door reproductieve isolatie) zonder geografische scheiding
  • Verschil in gedrag (baltsen)
  • Verschil in voortplantingsactiviteit (moment dag/jaar)

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Examenopgave: Nieuw-Zeeland zet nieuw virus in tegen konijnenplaag
Nieuw-Zeeland gaat een wilde konijnenplaag te lijf met een speciaal daarvoor ontwikkeld dodelijk virus. Het wordt de komende maanden uitgezet op het Zuidereiland. Het roeit alleen konijnen uit.
                Boeren in de Otago-regio klagen al jaren over de schade die wilde konijnen in weilanden aanrichten. Ze eten gras en hooi en graven holen. Dat zou een schade van 30 miljoen euro per jaar opleveren. Het nieuwe Zuid-Koreaanse RHDV1 K5-virus tast de organen aan en veroorzaakt koorts, krampen, klonteringen in het bloed en problemen met de ademhaling. Een konijn dat het oploopt, sterft binnen twee tot vier dagen.
Konijnen zijn in de negentiende eeuw naar Nieuw-Zeeland gebracht, waar ze uitgroeiden tot een plaag. Ook in de jaren negentig werd een dodelijk virus uitgezet dat alleen konijnen treft, maar twintig jaar later zijn de konijnen er immuun voor geworden.

Slide 20 - Tekstslide

Leg uit hoe het kan dat het dodelijke virus uit de jaren 90 nu niet meer effectief is tegen de konijnenplaag.

Slide 21 - Open vraag