2.1-1 Menselijke en dierlijke cellen HAVO

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
2.1 Menselijke en dierlijke cellen deel 1
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
2.1 Menselijke en dierlijke cellen deel 1

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Lezen blz. 47 & 48
  • Theorie 
  • Verwerking opdr. 1 t/m 6
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Doel 2.1 deel 1
Je leert welk organisatieniveaus er zijn in de Biologie
Je leert welke levenskenmerken er zijn
Je leert wat een emergente eigenschap is

Slide 3 - Tekstslide

Uitzoomen/ kleinste-grootste

Slide 4 - Tekstslide

Organisatieniveaus
Bij biologie kun je dingen op verschillende organisatieniveaus bestuderen.
Van molecuul tot systeem Aarde.

Slide 5 - Tekstslide

Molecuul
Een structuur die bestaat uit meerdere atomen en met alle eigenschappen van die bepaalde stof

Slide 6 - Tekstslide

Organel
Een onderdeel van een cel met een bepaalde taak

±1 μm

Slide 7 - Tekstslide

Cel
Functionele basiseenheid van elk organisme
± 50 μm

Slide 8 - Tekstslide

Weefsel
Een groep cellen met dezelfde bouw en dezelfde functie

Slide 9 - Tekstslide

Orgaan
Verschillende weefsels die samenwerken aan een bepaalde taak

Slide 10 - Tekstslide

Orgaanstelsel
Diverse organen die samen een bepaalde taak hebben

Slide 11 - Tekstslide

Organisme
Een levend wezen

Slide 12 - Tekstslide

Populatie
Groep organismen van een bepaalde soort in een bepaald gebied

Slide 13 - Tekstslide

Ecosysteem
Een begrensd gebied waarbij de levende en levenloze natuur relaties hebben

Slide 14 - Tekstslide

Systeem Aarde
Een dynamisch systeem gevormd door alle fysische, chemische en biologische processen op aarde en hun onderlinge interacties

Slide 15 - Tekstslide

Emergente eigenschap
Pas zichtbaar op een hoger organisatie-niveau.
Ontstaat door interactie.

Slide 16 - Tekstslide

Levenskenmerken
Onderbouw BvJ
Ademhalen
Voeden
Uitscheiden
Bewegen
Waarnemen
Groeien
Voortplanten


Bovenbouw Nectar
Stofwisseling


Bewegen
Reageren op prikkels
Groeien
Voortplanten


Slide 17 - Tekstslide

Je hebt je been gebroken. Op welk organisatieniveau bevindt zich deze aandoening?
A
cel
B
weefsel
C
orgaan
D
orgaanstelsel

Slide 18 - Quizvraag

Je buurman heeft leukemie (kanker in het rode beenmerg). Op welke organisatieniveau bevindt zich deze ziekte?
A
cel
B
weefsel
C
orgaan
D
orgaanstelsel

Slide 19 - Quizvraag

Op welke organisatieniveau vindt de ACTIVITEIT IN GROTE LETTERS plaats?

EEN KLEURSTOF GEEFT KLEUR aan de witte bloedcellen in een bloedpreparaat.
A
molecuul
B
cel
C
weefsel
D
organel

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Video

Slide 22 - Video

Slide 23 - Video

Doel en begrippen 2.1 deel 1
Je leert welk organisatieniveaus er zijn in de Biologie en welke levenskenmerken er zijn

organisatieniveaus, emergente eigenschap, molecuul, organel, cel, weefsel, orgaan, orgaanstelsel, organisme, populatie, ecosysteem, systeem Aarde, levenskenmerken

Slide 24 - Tekstslide