20. Thema 3, week 1 Les 2 Inhoudswoorden & functiewoorden

INHOUDSWOORDEN
FUNCTIEWOORDEN
De
reizigers
op
het
vliegveld
moeten
lang
wachten.
1 / 36
volgende
Slide 1: Sleepvraag
TaalBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

INHOUDSWOORDEN
FUNCTIEWOORDEN
De
reizigers
op
het
vliegveld
moeten
lang
wachten.

Slide 1 - Sleepvraag

Wat weet jij nog over inhoudswoorden?

Slide 2 - Open vraag

Slide 3 - Tekstslide

Inhoudswoorden

werkwoord
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
bijwoord

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het werkwoord?

Volgende week maken wij de moeilijke toets.
A
Volgende week
B
maken
C
moeilijke
D
toets

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het zelfstandig naamwoorden?

Volgende week maken wij de moeilijke toets.
A
Volgende week
B
maken
C
moeilijke
D
toets

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

Volgende week maken wij de moeilijke toets.
A
Volgende week
B
maken
C
moeilijke
D
toets

Slide 8 - Quizvraag

De cake moet lang in de oven

Wat is het bijwoord?
A
Cake
B
Moet
C
Lang
D
Oven

Slide 9 - Quizvraag

De cake moet lang in de oven

Wat zijn de 4 inhoudswoorden?

Slide 10 - Open vraag

Gisteren
verloor
ik
mijn
blauwe
muts.

Slide 11 - Sleepvraag

De
oude
man
loopt
naar
de
deur.

Slide 12 - Sleepvraag

Slide 13 - Tekstslide

Voorzetsels

Slide 14 - Woordweb

Lidwoorden

Slide 15 - Woordweb

Voornaamwoorden

Slide 16 - Woordweb

Voegwoorden

Slide 17 - Woordweb

Wat is het voegwoord?

Donny scoort, maar in de vorige wedstrijd deed hij dit ook.
A
maar
B
in
C
de
D
hij

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het lidwoord?

Donny scoort, maar in de vorige wedstrijd deed hij dit ook.
A
maar
B
in
C
de
D
hij

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het voornaamwoord?

Donny scoort, maar in de vorige wedstrijd deed hij dit ook.
A
maar
B
in
C
de
D
hij

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het voorzetsel?

Donny scoort, maar in de vorige wedstrijd deed hij dit ook.
A
maar
B
in
C
de
D
hij

Slide 21 - Quizvraag

De cake moet lang in de oven

Wat zijn de 3 functiewoorden?

Slide 22 - Open vraag

LW = lidwoord
VZ = voorzetsel
VNW = voornaamwoord
VW = voegwoord
De
buurjongen
werkt
niet
met
Snappet,
maar
ik
wel.

Slide 23 - Sleepvraag

De
oude
man
loopt
naar
de
deur.

Slide 24 - Sleepvraag

Dit
cadeau
koop
ik
voot
mijn
moeder.

Slide 25 - Sleepvraag

Slide 26 - Tekstslide

Het vliegtuig rijdt langzaam naar de startbaan.
INHOUDSWOORDEN
FUNCTIEWOORDEN
Het
vliegtuig
rijdt
langzaam
naar
de
startbaan.

Slide 27 - Sleepvraag

Weet jij hoeveel vertraging onze vlucht heeft?
INHOUDSWOORDEN
FUNCTIEWOORDEN
Weet
jij
hoeveel
vertraging
onze
vlucht
heeft?

Slide 28 - Sleepvraag

De lege tank moet gauw worden bijgevuld.
INHOUDSWOORDEN
FUNCTIEWOORDEN
De
lege
tank
moet
gauw
worden
bijgevuld.

Slide 29 - Sleepvraag

Wat zij de vier inhoudswoorden?
De piloten besturen het vliegtuig vanuit de cockpit.
INHOUDSWOORDEN
De
piloten
besturen
het
vliegtuig
vanuit
de
cockpit.

Slide 30 - Sleepvraag

Wat zijn de zes functiewoorden?
Wij melden ons bij de incheckbalie op het vliegveld.
FUNCTIEWOORDEN
Wij
melden
ons
bij
incheckbalie
op
het
vliegveld.
de

Slide 31 - Sleepvraag

Onze vlucht is geannuleerd vanwege het slechte weer.
INHOUDSWOORDEN
FUNCTIEWOORDEN
Onze
vlucht
is
geannuleerd
vanwege
het
slechte
weer.

Slide 32 - Sleepvraag

De beveiliging heeft onze koffers goed gecontroleerd.
INHOUDSWOORDEN
FUNCTIEWOORDEN
De
beveiliging
heeft
onze
koffers
gecontroleerd.
goed

Slide 33 - Sleepvraag

Lesdoel

Ik kan inhoudswoorden en functiewoorden herkennen en benoemen in een zin.

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

taal

Thema 3 - week 1 - les 2

Opgave 2 en 3
10 x plussen

Slide 36 - Tekstslide