Zang Les 3: Het emotiekoor

HET EMOTIEKOOR
Kun jij je ademhaling onder controle houden?
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
KunstMiddelbare schoolMBOVoortgezet speciaal onderwijsPraktijkonderwijsvmbo, mavo, havo, vwoLeerroute HLeerroute M

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

HET EMOTIEKOOR
Kun jij je ademhaling onder controle houden?

Slide 1 - Tekstslide

Deze les kan worden gebruikt ter voorbereiding op de workshops van Kleinkunstig die zang behandelen. Met als leerdoelen:
  • Leerlingen weten het belang van ademhaling bij het zingen.
  • Kunnen aanzetten van een buikademhaling tijdens het zingen.
  • Verlagen van de durf-drempel om te zingen.
  • Ontwikkelen van muzikaliteit door te luisteren en te reageren.
WAT GAAN WE DOEN
  • Vals zingen
  • Zang en ademhaling
  • Oefenen met ademcontrole: Het emotiekoor
  • Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

WAT HEB JE NODIG
  • Papier en pennen
  • Laptop of tablet met internet

Slide 3 - Tekstslide

Voor de veiligheid is het fijn de les in een afsluitbaar lokaal met voldoende ruimte te behandelen. Kies voor een lokaal waar zo min mogelijk voorbijgangers kunnen meekijken of -luisteren.
Bekijk dit filmpje van cabaretier Alex Klaasen
WAAROM MENSEN ZINGEN

Slide 4 - Tekstslide

Introduceer de les: In deze les gaan we aan de slag met zang en ademhaling. De ademhaling is een belangrijke zangtechniek. Door te weten hoe je goed kunt blijven ademen tijdens het zingen, is je stem ontspannen en klinkt deze beter. In de zangkunst wordt dit ook wel ‘zuiver zingen’ genoemd, omdat de toon die je zingt beter te horen is en geen andere tonen verstoort. Ook geldt hoe meer adem je vasthoudt, des te langer je bijvoorbeeld een toon kunt zingen. 
AAN DE SLAG
  1. Vorm groepjes van 6 leerlingen. 
     
  2. Jullie gaan een Eurovisie valsfestival houden.
     
  3. Twee leerlingen krijgen van hun groepje een onderwerp en een bestaand nummer.
     
  4. De twee leerlingen moeten samen de songtekst ter plekke verzinnen: zing bijvoorbeeld om de beurt een zin.
     
  5. Probeer op de melodie van het bestaande nummer zo vals mogelijk te zingen.
     
  6. Na 1 minuut zingen, geeft de rest een beoordeling aan het duo: Hoe valser des te meer punten! Werk met een score tussen de 1 en 10 punten.
timer
1:00

Slide 5 - Tekstslide

Moedig de leerlingen aan zo vals mogelijk te zingen en hun lied zo uitbundig mogelijk te presenteren. Dit geeft een luchtiger tintje aan het zingen en daagt ze uit met hun stem en adem te experimenteren.
Herhaal de oefening totdat alle leerlingen in een duo hun punten hebben verdiend.

ZANG EN ADEMHALING 
  • De longen zijn eigenlijk net een ballon. 
  • Als je de ballon helemaal vult met lucht en daarna gecontroleerd laat leeglopen kan je een pieptoon maken. 
  • En als je de ballon gewoon loslaat “prrffffff”, loopt die leeg en fladdert weg zonder toon.

Slide 6 - Tekstslide

Vertel de leerlingen dat jullie aan de slag gaan met het controleren van de ademhaling tijdens het zingen.
ZANG EN ADEMHALING 
Probeer maar: 
  1. Houd een vinger voor je en beeld je in dat dit een brandende kaars is. 
  2. Blaas de kaars nu uit: een korte snelle uitademing. 
  3. Houd de kaars weer voor je en blaas nu zo, dat het vlammetje gaat trillen maar niet uitgaat! Je neemt een grotere teug lucht die je gecontroleerd en langzaam uitblaast. 

Slide 7 - Tekstslide

Extra context: 
Een toon komt voort uit het trillen van de stembanden. Er komt spanning op de stembanden tijdens het trillen en dit wordt veroorzaakt door lucht, oftewel door de ademhaling. Door het trillen ontstaan er geluidsgolven in de holtes, zoals de keel, mond en voorhoofdsholtes en dat geeft een geluid. De spanning en daarmee de geluidsgolven zijn door oefening goed te controleren. Oftewel de adem die jij tot je neemt, is de sleutel tot je stemgeluid. Tijdens het zingen kun je het beste gebruik maken van een lage ademhaling, oftewel een buikademhaling, 

ZANG EN ADEMHALING 
  • Een ademhaling zorgt voor spanning op de stembanden.
  • De spanning zorgt voor het het trillen van de stembanden. 
  • Door het trillen ontstaan er geluidsgolven.
  • Die spanning kun je door veel oefenen goed controleren. Oftewel ademhalen is de sleutel tot je stemgeluid. 

Slide 8 - Tekstslide

Een toon komt voort uit het trillen van de stembanden. Er komt spanning op de stembanden tijdens het trillen en dit wordt veroorzaakt door lucht, oftewel door de ademhaling. Door het trillen ontstaan er geluidsgolven in de holtes, zoals de keel, mond en voorhoofdsholtes en dat geeft een geluid. De spanning en daarmee de geluidsgolven zijn door oefening goed te controleren. Oftewel de adem die jij tot je neemt, is de sleutel tot je stemgeluid. Tijdens het zingen kun je het beste gebruik maken van een lage ademhaling, oftewel een buikademhaling, 

AAN DE SLAG
Oefen mee met het filmpje:
  1. hoge ademhaling
  2. midden(rif) ademhaling
  3. buikademhaling
Start het filmpje bij 2:30 minuten en kijk tot 6:00 minuten.

Slide 9 - Tekstslide

Check naderhand even bij de leerlingen of ze weten wat de buikademhaling is en oefen dit even klassikaal. Bijvoorbeeld door ze ‘ja’ te laten zeggen op een uitademing: hand op de buik, in ademen en buik dus bol maken, ‘jaaaaaaa’ zeggen tot de lucht op is en je buik weer leeg.
AAN DE SLAG
Oefen de buikademhaling! De volgende opdracht is Het Emotiekoor.

Slide 10 - Tekstslide

Moedig de leerlingen aan hun buikademhaling te gebruiken. 
AAN DE SLAG
  1. Verdeel de klas in twee groepen. Groep 1 doet de opdracht en groep 2 is publiek. 
  2. Groep 1 stelt zich op als een koor; in groepjes van drie of vier. 
  3. Wijs een dirigent aan, die voor het koor gaat staan. 
  4. Spreek met elkaar af welke gebaren de dirigent zal maken voor:
    Start met zingen - Stop met zingen - Zing harder - Zing zachter - Zing sneller - Zing langzamer
  5.  De dirigent vraagt aan het publiek voor ieder groepje in het koor een emotie. 
  6. De dirigent wijst een groepje aan, die vervolgens met klanken hun emotie ten gehore brengen: "blijjjjjjj". 
  7. Componeer met de gebaren een muziekstuk. 
  8. De dirigent geeft ook het eindsignaal. Wissel de groepen dan om!

Slide 11 - Tekstslide

Ze kunnen het woord van de emotie gebruiken om klanken te proberen: “blij blij blij blijjjjjjj”. Ze hoeven geen melodie met elkaar te zingen maar proberen in klanken op elkaar aan te sluiten.

Eventueel kun je het publiek vragen met het knippen van hun vingers het tempo aan te geven, om het muziekstuk nog muzikaler te maken.
HET EMOTIEKOOR
Kun jij je ademhaling onder controle houden?

Slide 12 - Tekstslide

Sluit klassikaal af door de leerlingen te vragen waarbij ze nog meer ademhalingstechnieken kunnen gebruiken. Denk bijvoorbeeld aan sporten, presenteren, acteren, yoga, ijsbaden, etc. Benoem nog even wanneer Kleinkunstig naar school komt en welke workshops de leerlingen kunnen volgen.