Quiz - hst 9-11

1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Confessionelen zien geen plek voor geloof in de politiek
A
waar
B
niet waar

Slide 2 - Quizvraag

Communisten willen via een revolutie de proletariaat verslaan om een klasseloze samenleving te creëren
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Wanneer begon de industriële revolutie in Engeland?
A
vanaf 1700
B
vanaf 1750
C
vanaf 1800
D
vanaf 1850

Slide 4 - Quizvraag

Wat was niet van de oorzaken voor modern imperialisme?
A
Christelijke geloof verspreiden
B
afzetmarkt voor producten
C
vergroten militair aanzien
D
soldaten rekruteren

Slide 5 - Quizvraag

Was Adam Smith voor mercantilisme
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Het gevoel van nationalisme werd verminderd door de overwinningen van Napoleon
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Deze vraag gaat over de schoolstrijd in Nederland.

Over de betaling van de overheid van welke type onderwijs ging de schoolstrijd?
A
het speciaal onderwijs
B
het liberaal onderwijs
C
het bijzonder onderwijs
D
het openbaar onderwijs

Slide 8 - Quizvraag

Welke combinatie is onjuist?
A
Schaepman - confessionalisme
B
Thorbecke - liberalisme
C
Drucker - feminisme
D
Kuyper - Socialisme

Slide 9 - Quizvraag

Hieronder zie je 3 opmerkingen.

1. streefde naar meer gelijkheid.
2. streefde naar meer vrijheid.
3. streefde naar gelijke rechten voor vrouwen.

Welke politiek-maatschappelijke beweging hoort bij elke opmerking?
A
1. feminisme, 2. liberalisme, 3. socialisme
B
1. liberalisme, 2. socialisme, 3. feminisme.
C
1. socialisme, 2. feminisme, 3. liberalisme
D
1. socialisme, 2. liberalisme, 3. feminisme.

Slide 10 - Quizvraag

Wanneer werd Napoleon definitief verslagen?
A
1814
B
1815
C
1816
D
1817

Slide 11 - Quizvraag

Drie grote veranderingen door de Pacificatie van 1917:
A
1. kiesrecht mannen en vrouwen, 2. einde schoolstrijd, en 3. nieuw kiesstelsel
B
1. kiesrecht mannen, 2. nieuwe koning, en 3. nieuw kiesstelsel
C
1. kiesrecht mannen, 2. einde schoolstrijd, en 3. nieuw kiesstelsel
D
1. kiesrecht mannen en vrouwen, 2. einde schoolstrijd, en 3. nieuw parlement

Slide 12 - Quizvraag

Nederland kreeg haar eerste grondwet in:
A
1814
B
1848
C
1887
D
1917

Slide 13 - Quizvraag

Wie maakte de grondwetherziening van 1848?
A
Willem I
B
Willem II
C
Abraham Kuypers
D
Thorbecke

Slide 14 - Quizvraag

In dit jaar werd het algemeen kiesrecht ingevoerd; ook vrouwen mochten stemmen
A
1917
B
1918
C
1919
D
2015

Slide 15 - Quizvraag

Wat waren de 2 oorzaken van nationalisme?
A
Verlichting & wetenschappelijke revolutie
B
Romantiek & Franse revolutie
C
Romantiek & Verlichting
D
Verlichting & Franse revolutie

Slide 16 - Quizvraag

In dit jaar werd het algemeen mannenkiesrecht ingevoerd
A
1914
B
1915
C
1916
D
1917

Slide 17 - Quizvraag

Hoe het recht om gekozen te worden?
A
actief kiesrecht
B
passief kiesrecht

Slide 18 - Quizvraag

Wie zei "God is dood"?
A
Friedrich Nietzsche
B
Ludwig Feuerbach
C
Sigmund Freud
D
Karl Marx

Slide 19 - Quizvraag

maak de zin af: De opkomst van de politiek-maatschappelijke stromingen: nationalisme, liberalisme, socialisme, confessionalisme en ...
A
conservatisme
B
feminisme
C
abolitionsime
D
marxisme

Slide 20 - Quizvraag

Atheïsten ontkennen het bestaan van een god
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quizvraag

De groeiende macht van de liberalen hadden een positieve invloed op godsdienstvrijheid
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quizvraag

De participatiedemocratie is een oorzaak van de verzuiling
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Vul het ontbrekende woord in:
De moderne vorm van ... die verband hield met de industrialisatie

Slide 24 - Open vraag

maak de zin af:
De opkomst van ...
A
de sociale kwestie
B
emancipatiebewegingen

Slide 25 - Quizvraag

Het congres van Wenen werd georganiseerd door liberalen
A
waar
B
niet waar

Slide 26 - Quizvraag

Feministen in de 1e feministische golf kwamen voornamelijk uit de welgestelde burgerij
A
waar
B
niet waar

Slide 27 - Quizvraag

Liberalen vonden het verbeteren van arbeidsomstandigheden geen taak voor de overheid
A
waar
B
niet waar

Slide 28 - Quizvraag

Het communisme en de sociaaldemocraten stammen af van de ideeën van Karl Marx
A
waar
B
niet waar

Slide 29 - Quizvraag

Het gevoel van nationalisme werd verminderd door de overwinningen van Napoleon
A
waar
B
niet waar

Slide 30 - Quizvraag

Veel vrouwen waren abolitionisten
A
waar
B
niet waar

Slide 31 - Quizvraag

Anarchisten willen een revolutie met als doel een samenleving zonder staat
A
waar
B
niet waar

Slide 32 - Quizvraag

Sociaaldemocraten willen via de politiek een sociale wetgeving invoeren
A
waar
B
niet waar

Slide 33 - Quizvraag

emancipatiebewegingen streven naar gelijkberechtiging voor achtergestelde groepen
A
waar
B
niet waar

Slide 34 - Quizvraag

Kies de juist volgorde:
A
Lenin, Stalin, Nicolaas II
B
Nicolaas II, Lenin, Stalin
C
Stalin, Lenin, Nicolaas II
D
Nicolaas II, Stalin, Lenin

Slide 35 - Quizvraag

Welke moord was de aanleiding voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog?
A
De moord op de Duitse keizer, Wilhelm II
B
De moord op de Russische tsaar, Nicolaas II
C
De moord de keizer van Oostenrijk-Hongarije, Franz Jozef
D
De moord op de troonopvolger van het Oostenrijks-Hongaarse rijk Franz Ferdinand

Slide 36 - Quizvraag

Waar liep het westelijk front?
A
van het noorden van België, via het noorden van Frankrijk, naar de Zwitserse grens
B
van het zuidwesten van België, via het noorden van Frankrijk, naar de Duitse grens
C
van het noorden van België, via het noorden van Frankrijk, naar de Duitse grens
D
van het zuidwesten van België, via het noorden van Frankrijk, naar de Zwitserse grens

Slide 37 - Quizvraag

Tijdens de 2e industriële revolutie werd er gebruik gemaakt van elektriciteit
A
waar
B
niet waar

Slide 38 - Quizvraag

Met een front wordt bedoeld:
A
De plaats waar gevochten wordt.
B
De wapenfabrieken
C
De plaats waar een oorlog gepland wordt.
D
De voorkant van een leger.

Slide 39 - Quizvraag

Een totale oorlog is een oorlog:
A
Waarbij veel landen zijn betrokken.
B
Waarin het hele volk wordt ingeschakeld.
C
Waarin zowel te land als ter zee wordt gevochten.
D
Waarin veel soldaten sneuvelen.

Slide 40 - Quizvraag

Een loopgravenoorlog kan nooit een tweefrontenoorlog zijn:
A
waar
B
niet waar

Slide 41 - Quizvraag

In de Eerste Wereldoorlog vochten, vooral aan Britse en Franse zijde mensen uit hun kolonies mee.

Maak de zin af. Dat mensen uit de kolonies meevechten, is voornamelijk een gevolg van ...
A
het nationalisme
B
het modern imperialisme
C
de bondgenootschappen
D
het militarisme

Slide 42 - Quizvraag

De tank werd tijdens de Eerste Wereldoorlog voor het eerst als wapen ingezet. Voor welke wapens geldt hetzelfde?
A
de atoombom, de auto, de duikboot
B
het vliegtuig, de auto, de duikboot
C
het gifgas, het vliegtuig, de duikboot
D
de atoombom, het gifgas, de duikboot

Slide 43 - Quizvraag

Wat was het doel van het Von Schlieffenplan?
A
zorgen dat de tegenstanders van Duitsland in een tweefrontenoorlog terechtkwamen
B
zorgen dat Duitsland in een tweefrontenoorlog terechtkwam
C
voorkomen dat de tegenstanders van Duitsland in een tweefrontenoorlog terechtkwamen
D
voorkomen dat Duitsland in een tweefrontenoorlog terechtkwam

Slide 44 - Quizvraag

De Eerste Wereldoorlog duurde van...
A
1914 - 1917
B
1914 - 1918
C
1939 - 1945
D
1940 - 1945

Slide 45 - Quizvraag

Bij welk bondgenootschap hoorde Frankrijk in 1914?
A
Centralen
B
Geallieerden
C
As-landen
D
NAVO

Slide 46 - Quizvraag

Verdrag van Versailles
A
1918
B
1920
C
1919
D
1917

Slide 47 - Quizvraag

Wat gebeurde eerder?
A
Amerika die de oorlog verklaart aan Duitsland
B
Rusland die vrede sluit met Duitsland

Slide 48 - Quizvraag

Televisie is een voorbeeld van een modern communicatiemiddel begin 1900
A
waar
B
niet waar

Slide 49 - Quizvraag

Servië had een bondgenootschap met Duitsland
A
waar
B
niet waar

Slide 50 - Quizvraag

Engeland verklaarde pas de oorlog aan Duitsland toen die België waren binnengevallen
A
waar
B
niet waar

Slide 51 - Quizvraag