5 zuilen

5 zuilen
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
GodsdienstMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

5 zuilen

Slide 1 - Tekstslide

De paardensprong
Het paard in het schaakspel beweegt 2 velden horizontaal met 1 veld verticaal of een beweging van 2 velden verticaal met 1 veld horizontaal. 

Er ontstaat bij een paardensprong altijd een L-vorm.
We zijn op zoek naar de belangrijkste persoon uit de Islam.
m
o
d
h
m
m
a
e

Slide 2 - Sleepvraag

Leerdoelen
  1. Je kent de samenhang van theorie en praktijk binnen de Islam.
  2. Je kunt een duidelijke omschrijving geven van de 5 zuilen als rituelen waarin geloof en praktijk samenkomen.
  3. Je hebt kennis genomen  van de oorsprong van het offerfeest.


Slide 3 - Tekstslide

De paardensprong
Het paard in het schaakspel beweegt 2 velden horizontaal met 1 veld verticaal of een beweging van 2 velden verticaal met 1 veld horizontaal. 

Er ontstaat bij een paardensprong altijd een L-vorm.
We zijn op zoek naar een ander woord voor kalief.
o
e
o
g
v
r
l
p

Slide 4 - Sleepvraag

De paardensprong
Het paard in het schaakspel beweegt 2 velden horizontaal met 1 veld verticaal of een beweging van 2 velden verticaal met 1 veld horizontaal. 

Er ontstaat bij een paardensprong altijd een L-vorm.
We zijn op zoek naar een stad die veroverd werd door Omar.
a
u
d
c
m
s
s
a

Slide 5 - Sleepvraag

1. Shahada (geloofsbelijdenis)
Er is geen god dan allah en Mohammed is zijn profeet.

Niet in Allah geloven, Allah afwijzen of mensen van " de weg van Allah" afhouden is de grootste misdaad die iemand kan begaan.  

Slide 6 - Tekstslide

2. Salaat (gebed)
  •  Verplicht vijf keer per dag.
  •  Volgens een Hadith door Allah aan Mohammed gegeven  tijdens de nachtreis.  
  •  Voorbereiding: ritueel wassen ( woedoe) 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Controle
  • Twee engelen
  • 1 voor goede daden
  • 1 voor slechte daden
  • Geen genade
  • Dag der opstanding



u1
voor goede daden


u1
voor slechte daden


uGeen
genade


uDag
der opstanding


u


Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Link

2

Slide 11 - Video

04:47
Naar welke richting moeten moslims nu bidden?
A
Jeruzalem
B
Amsterdam
C
Damascus
D
Mekka

Slide 12 - Quizvraag

06:29
Waarom mag hij de koran niet aanraken?
A
Omdat hij geen moslim is.
B
Omdat hij net naar de wc is geweest en zijn handen niet gewassen heeft.
C
Omdat hij zich niet ritueel gereinigd heeft.
D
Omdat hij het niet gevraagd heeft.

Slide 13 - Quizvraag

De tasbih

  • Is een hulpmiddel bij uitspreken van de 99 namen van God.
  •  Wordt vaak gemaakt uit hout.
  •  Bestaat  uit 33 of 99 kralen.
  • Waarschijnlijk overgenomen van de boeddhisme mala .


Slide 14 - Tekstslide

3. zakaat (armenbelasting)
  • Reinigen van de ziel  en moslims in nood te helpen.
  •  Niet meer vrijwillig, minimaal 2.5% van het inkomen.
  • Doel:  niet gierig te zijn en het verschil tussen arm en rijk blijft relatief klein.

Slide 15 - Tekstslide

Het geld is voor
  • De armen.
  • Nieuwe bekeerlingen.
  • Slaven die geld nodig hebben om zichzelf vrij te kopen.
  • Moslims die schulden hebben.
  • vrijwilligers en strijders voor het geloof.

Slide 16 - Tekstslide

4. Saum (vasten)
  • Ramadan is de belangrijkste vastenperiode. 
  •  Valt in  de negende maand van de Islamitische kalender.  
  • Vanaf zonsopgang tot zonsondergang mag men niet eten, drinken, kwaadspreken, roken en geslachtsgemeenschap hebben. 

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Suikerfeest
  • Het kleine feest.
  • Het einde van de vastenperiode.
  • Men brengt een bezoek aan de moskee.
  • Dag staat in teken van familiebezoek.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

5. Hadj (bedevaart)
  •  Verplichting voor iedere gezonde volwassen moslim 
  • Hadji, moslim die een hadj gedaan heeft.
  • Naast de Hadj bestaat er ook nog de Umrah (de kleine bedevaart) . 

Slide 21 - Tekstslide


  •  Rituele steniging van de duivel plaats in Mina. 
  •  Moslims lopen zeven rondjes om de Ka'aba.

In de Ka'aba ligt een heilige steen die volgens de koran is neergelegd door Mohammed.


Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Link

1 Je moet geloven in de enige god.

2 Je moet                    keer dag bidden, met je gezicht naar

3 Je moet                     van je inkomen weggeven. Dit geld is o.a voor de 

4 Je mag niet eten en drinken tijdens de,                       van zonsopkomst tot zonsondergang.

5 Je moet één keer in je leven een bedevaart maken.
1
2
3
4
6
7
Shahada
Hadj
vijf
2,5 procent
armen
Ramadan
Mekka

Slide 24 - Sleepvraag

Offerfeest
  • Het grote feest.
  • Het vlees van de geofferde dieren wordt grotendeels uitgedeeld aan mensen die weinig hebben. 
  • Tegenwoordig wordt het vlees ook ingevroren en geëxporteerd naar gebieden waar hongersnood heerst.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

wat is een ander woord voor geloofsbelijdenis?
A
salat
B
shahada
C
ramadan
D
zakaat

Slide 27 - Quizvraag

Welke regel hoort niet bij de 5 zuilen van de islam?
A
rituele gebeden
B
geven van aalmoezen
C
vasten
D
chanoeka vieren

Slide 28 - Quizvraag

Hoe heet de plek waar moslims bidden?
A
kerk
B
moskee
C
synagoge
D
tempel

Slide 29 - Quizvraag

hoe noem je de 5 regels van de islam?
A
de 5 plakkaten
B
de 5 regels van Mohammed
C
de 5 geboden
D
de 5 zuilen

Slide 30 - Quizvraag

Wat gebeurt er tijdens de geloofsbelijdenis?
A
De bekeerling spreekt de shahada uit
B
De moslim spreekt de azan uit
C
De paus zingt een volkslied
D
De atheist spreekt de Shahada uit

Slide 31 - Quizvraag

Wanneer is de ramadan?
A
Wanneer wij Sinterklaas vieren
B
In de 9e maand van de islamitische kalender
C
Tijdens de periode van carnaval
D
23 mei tot 18 augustus

Slide 32 - Quizvraag

Waar bidden moslims op?
A
een kleed
B
de tafel
C
een stoel
D
de grond

Slide 33 - Quizvraag

Zijn de leerdoelen behaald?
  1. Je kent de samenhang van theorie en praktijk binnen de Islam.
  2. Je kunt een duidelijke omschrijving geven van de 5 zuilen als rituelen waarin geloof en praktijk samenkomen.
  3. Je hebt kennis genomen  van de oorsprong van het offerfeest.


Slide 34 - Tekstslide