Week 40 Nederlands 2M

Nederlands 2M week 40
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands 2M week 40

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Afspraken in de les



  • Je hebt je spullen op orde. Je hebt bij je: Nieuw Nederlands, een schrift, een leesboek, een agenda en pen/papier.
  • Spullen niet op orde: BV op Magister. 
  • Huiswerk niet op orde: HV op magister (ook als je huiswerk voor een deel af is).
  • Mobiele telefoons => in je tas! Een mobiele telefoon is niet toegestaan in de les.
  • Twee keer waarschuwen moet voldoende zijn! Zo niet, na de les bij de docent melden en dan maken we een afspraak hoe het in het vervolg beter kan in de les.

Slide 3 - Tekstslide

Lees nu 10 minuten in je leesboek. 

Slide 4 - Tekstslide

Week 40  - 3 oktober t/m 
7 oktober 2022
  • Geen huiswerk voor volgende week. 
  • Deze week: weektaak nakijken en oefenen voor so.
  • bziwb - code LessonUp
  • Lezen aan het begin van de les. Rapport 1 en 2: leesniveau 1 en 2. Rapport 3 niveau 2. Titel: vals spel - Mirjam Mous. Het boek kan opgehaald worden!
  • Vervolg grammatica: zinsdelen en woordsoorten: 
  • So donderdag 6 oktober

Slide 5 - Tekstslide

Datum toetsen (zie magister) 













Herhaling taalverzorging (spelling totaal)

45 min

(1x)

NEE

104

SO

Boekentoets (2 boeken)

45 min

VK

NEE


Nr.
Toetsvorm
Leerstof/ doel 
Datum toets
101
SO (1x)
Spelling H. 1, H. 2 en H. 3
15 september
donderdag/klaar
102
SO (1x)
Grammatica zinsdelen en woordsoorten H. 1 en H. 2
6 oktober
103
PW (3x)
Lezen H. 1 en H. 2 en ws H. 1 en H. 2
10 november
1094
SO (1x)
Schrijven artikel + fictie boek vlog 
vlog: 17 nov
artikel: 1 december

Slide 6 - Tekstslide

Wat moet je leren/weten voor het so?
Hoofdstuk 1 
Theorie leren (groene stukje) op p. 28
Opdracht 1 t/m 5 op p. 28 en 29

Hoofdstuk 2
Theorie leren (groene stukje) op p. 56
Opdracht 1 t/m 5 op p. 56 en 57


Slide 7 - Tekstslide

Herhaling vorige les
Vorige week zijn we gestart met woordsoorten en zinsdelen. We hebben herhaald hoe we de persoonsvorm kunnen vinden, het lijdend voorwerp en het werkwoordelijk gezegde. Ook hebben we gesproken over samengestelde zinnen, dit zijn zinnen met meerdere persoonsvormen.

Slide 8 - Tekstslide

Leerdoelen
Deze week leer/kun je:
  • werkwoorden, zelfstandige naamwoorden en bijvoeglijke naamwoorden benoemen.
  • lidwoorden en voorzetsels benoemen.
  • kun je voegwoorden gebruiken om samengestelde zinnen te maken.

Slide 9 - Tekstslide

Weektaak 39
Woordsoorten
Maak opdracht 1 t/m 5 op bladzijde 56/57.

Samengestelde zinnen
Maak opdracht 1 t/m 5 op bladzijde 58/59.


Slide 10 - Tekstslide

Uitleg theorie
Op de volgende dia volgt  uitleg.

Slide 11 - Tekstslide

Woordsoorten bladzijde 54

Slide 12 - Tekstslide

Samengestelde zinnen p. 30
In teksten kunnen enkelvoudige en samengestelde zinnen staan. Een enkelvoudige zin heeft één persoonsvorm. Als je twee enkelvoudige zinnen aan elkaar plakt, krijg je een samengestelde zin. Een samengestelde zin heeft twee persoonsvormen.
- Ik luister naar muziek. Ik doe de afwas. Ik luister naar muziek, terwijl ik de afwas doe.

Slide 13 - Tekstslide

Samengestelde zinnen p. 30
In een samengestelde zin staat meestal een voegwoord: een woord waarmee je de zinnen met elkaar verbindt. Voegwoorden zijn bijvoorbeeld: en, maar, of, want, dus, omdat, terwijl, zodat, nadat, als, toen. Vaak staat een voegwoord tussen twee zinnen, maar het kan ook vooraan in de zin staan. Kijk maar in de voorbeeldzinnen.

Slide 14 - Tekstslide

Samengestelde zinnen p. 30

Slide 15 - Tekstslide

Evaluatie
Wat was het lesdoel en heb je voor jezelf het gevoel dat je lesdoel is behaald? Weet je nu/kun je nu:

  • werkwoorden, zelfstandige naamwoorden en bijvoeglijke naamwoorden benoemen.
  • lidwoorden en voorzetsels benoemen.
  • kun je voegwoorden gebruiken om samengestelde zinnen te maken.

Slide 16 - Tekstslide

Nakijken
Weektaak 39

Slide 17 - Tekstslide

Weektaak 39
Woordsoorten
Maak opdracht 1 t/m 5 op bladzijde 56/57.

Samengestelde zinnen
Maak opdracht 1 t/m 5 op bladzijde 58/59.


Slide 18 - Tekstslide

Opdracht 1 bladzijde 56
1 na (na is vz; de andere woorden zijn lw)
2 morgen (morgen is geen vz; de andere woorden zijn wel vz)
3 en (en is geen vz; de andere woorden zijn wel vz)
4 etalage (etalage is zn; de andere woorden zijn bn)
5 broden (broden is zn; de andere woorden zijn ww)
6 zaaien (zaaien is ww; de andere woorden zijn zn)

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht 2 bladzijde 57
  lw ww zn
1 een                          hebben                     aardvarkens, poten, snuit
2 de, de                    behoort                   Mercedes, klassiekers, auto’s
3 een                        heb, bewerken, gedownload           app, foto’s
4 de                          lijdt                landen, bevolking, honger, armoede
5 het                        zijn, verzekerd                   aankopen, transport
6 -                       bereidt voor          Jasper, presentatie, zolderkamer

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht 3 bladzijde 57
  bn vz
a favoriete -
b kapotte       na
c leren, zwart      boven
d - tijdens,         over
e houten, harde        door
f keigezellig        van voor

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht 4 bladzijde 57
1 ga = ww
zomer = zn
een = lw
warme = bn
2 leuk = bn
3 suffe = bn
voor = vz
4 toegestaan = ww
de = lw
Staatsbosbeheer = zn

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht 4 bladzijde 57
Staatsbosbeheer = zn

5 plaatst = ww
aan = vz
6 zonder = vz
het = lw
vrijheid = zn

Slide 23 - Tekstslide

Opdracht 5 bladzijde 57
1 Eigen antwoorden, bijvoorbeeld:
a Rosa zat onder het eten met haar vriendin te chatten. = vz
b De minister wilde alle vragen van de journalist beantwoorden. = ww
c Vanwege de vele regen gingen de hockeytrainingen vanavond niet door. = lw
d In het bos vonden we veel bijzondere paddenstoelen. = bn
e Dit autootje heb ik aan mijn broertje gegeven op zijn verjaardag. = zn
f Deze renpaarden zijn veel sneller dan pony’s. = bn

Slide 24 - Tekstslide

Opdracht 1 bladzijde 58
1 Mijn zus zit op streetdance en ik zit op pianoles.
2 De tuinman verstaat je niet, want hij is doof.
3 Ik ga straks het boek Broergeheim kopen of ik leen het uit de bibliotheek.
4 Jordy traint veel, zodat hij steeds gespierder wordt.
5 Je kunt geld terugkrijgen, als de trein vertraging heeft.

Slide 25 - Tekstslide

Opdracht 2 bladzijde 59
1 b, c, f
2
a Toen ons elftal won, begonnen wij allemaal te juichen.
d Lou zingt een nummer van Bob Dylan, terwijl Bas gitaar speelt.
e Wouter gaat hardlopen, omdat dat gezond is.

Slide 26 - Tekstslide

Opdracht 3 bladzijde 59
1 Hoewel David niet in topconditie was, scoorde hij drie keer in de tweede helft.
2 Mart begon hard te lachen, want hij had zijn pyjamabroek nog aan naar school.
3 Wij hopen op een Elfstedentocht, maar er ligt nog steeds geen ijs.
4 Terwijl de spelers zich alvast warmlopen, komt het publiek het stadion binnen.
5 Xandra heeft een nieuwe jas gekocht, omdat ze de oude kwijt is.

Slide 27 - Tekstslide

Opdracht 4 bladzijde 59
1 Steden als Toronto, Londen en New York hadden al een Happy Streets-dag, maar Rotterdam sluit zich er nu ook bij aan. / Steden als Toronto, Londen en New York hadden al een Happy Streets-dag en Rotterdam sluit zich er nu ook bij aan.
2 Een aantal straten wordt op zondag 18 september afgesloten voor auto’s, dus iedereen kan dan in deze straten doen wat hij of zij wil. / Een aantal straten wordt op zondag 18 september afgesloten voor auto’s, zodat/opdat iedereen dan in deze straten kan doen wat hij of zij wil.

Slide 28 - Tekstslide

Opdracht 4 bladzijde 59
3 Wil je yogalessen volgen of wil je liever een hoelahoepworkshop doen?
4 De hele dag kun je kiezen uit allerlei activiteiten, dus er zit voor iedereen wat bij. / De hele dag kun je kiezen uit allerlei activiteiten, want er zit voor iedereen wat bij.
5 De Colombiaanse Gil Peñalosa bedacht Happy Streets, want volgens hem moet de straat weer van iedereen worden. / De Colombiaanse Gil Peñalosa bedacht Happy Streets, omdat volgens hem de straat weer van iedereen moet worden.

Slide 29 - Tekstslide

Opdracht 5 bladzijde 59
1 We maakten een kampvuur, omdat het koud werd en we nog lang niet naar binnen wilden.
2 Hoewel de gemeente moet bezuinigen, laat ze een nieuw gemeentehuis bouwen, want het oude is te klein.
3 Je moet eerst je helm opzetten, omdat je je anders kunt bezeren, als je valt.
4 Jolinde wil zwemmen of ze wil paardrijden, maar eigenlijk wil ze allebei.

Slide 30 - Tekstslide

Weektaak afgerond!!!

Slide 31 - Tekstslide