H3 K4 KEUZEVOORZETSELS Duits

Keuzevoorzetsels (Wechselpräpositionen)
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Keuzevoorzetsels (Wechselpräpositionen)

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide


Vaste voorzetsels 

Weet je nog?
aus, bei, mit, nach, seit, von, zu, 
(hierna komt altijd de 3e naamval (Dativ)

durch, für, gegen, ohne, um, 
(hierna komt altijd de 4e naamval (Akkusativ)

Slide 3 - Tekstslide

Ich fahre mit d.. Zug (m)
A
der
B
das
C
dem
D
die

Slide 4 - Quizvraag

Meine Schwester ist bei d..... Zahnarzt(m).
A
der
B
dem
C
die
D
das

Slide 5 - Quizvraag

Er geht durch e.......... Zimmer (o)
A
einen
B
ein
C
eines
D
eine

Slide 6 - Quizvraag

Die Blume ist für d........... Opa.
A
der
B
den
C
die
D
das

Slide 7 - Quizvraag

Keuzevoorzetsels


Jullie weten dat er voorzetsels zijn die een derde naamval krijgen en voorzetsel met een vierde naamval. We gaan hier nog een groep aan toevoegen.

Slide 8 - Tekstslide

an
 auf
hinter
neben
in
unter
über
 vor
zwischen

aan
op
achter
naast
in/naar
onder
over/boven
voor
tussen

Slide 9 - Tekstslide

Keuzevoorzetsels

Slide 10 - Tekstslide

Na de keuzevoorzetsels kan de Dativ of de Akkusativ volgen!

Slide 11 - Tekstslide

DATIV (3e naamval)

je krijgt een antwoord op de vraag : wo? (=waar)

                                                                                       wann? (=wanneer)


ERGENS ZIJN

Slide 12 - Tekstslide

voorbeeld

Er steht vor d... Tür(v).

waar staat hij? "voor de deur" dus DATIV

Er steht vor der Tür.


Slide 13 - Tekstslide

voorbeeld

Ich bin in (een) ... Stunde zu Hause.

wanneer ben ik thuis? "over een uur" dus DATIV

Ich bin in einer Stunde zu Hause.


Slide 14 - Tekstslide

Akkusativ (4e naamval)

je krijgt een antwoord op de vraag: wohin?(=waarheen)


ERGENS KOMEN

Slide 15 - Tekstslide

voorbeeld

Er springt in d... Wasser(o).

waarheen? springt hij "in het water" dus Akkusativ

Er springt in das Wasser.

Slide 16 - Tekstslide

Regel:

Slide 17 - Tekstslide

Ezelsbruggetje 1
Dezelfde situatie = derde naamval
(toestand, ergens zijn, tijdsbepaling --> wo?, wann?)

Verandering = vierde naamval
(beweging, ergens komen --> wohin?)

Slide 18 - Tekstslide

Ezelsbruggetje 2
Een auto met vier wielen rijdt

Een auto met drie wielen staat stil

Beweging is 4e naamval
Stilstaand (en tijd) is 3e naamval.

Slide 19 - Tekstslide

Hoeveel keuzevoorzetsels kent het Duits?
A
7
B
8
C
9
D
10

Slide 20 - Quizvraag

Welke vraag stel je om een vierde naamval te bepalen bij de keuzevoorzetsels?
A
Wohin?
B
Wo?
C
Wodurch?
D
Wovon?

Slide 21 - Quizvraag

Welke vraag stel je om een derde naamval te bepalen bij de keuzevoorzetsels?
A
Wohin?
B
Wo?
C
Wann?
D
Wovon?

Slide 22 - Quizvraag

Welke zin is fout?
A
Ich setze mich neben die Frauen (mv).
B
Ich sitze neben den Frauen.
C
Ich gehe in das Schwimmbad(o)
D
Ich schwimme in das Schwimmbad

Slide 23 - Quizvraag

Das Buch liegt auf d... Tisch(m).
A
dem
B
den

Slide 24 - Quizvraag

Das Bild hängt an d... Wand(v).
A
die
B
der

Slide 25 - Quizvraag

Er geht in d... Disko(v).
A
die
B
der

Slide 26 - Quizvraag

Es fällt hinter dein... Stuhl(m).
A
deinem
B
deinen

Slide 27 - Quizvraag

Vul in.

Das Auto steht vor d...….Garage (v)

Slide 28 - Open vraag

Vul in.

Das Heft fällt auf d...…...Boden (m).

Slide 29 - Open vraag

(Over vier weken).... heb ik vakantie
A
In vier Wochen
B
Über vier Wochen
C
Vor vier Wochen
D
Nach vier Wochen

Slide 30 - Quizvraag

Er hat (op een maandag) .... Geburtstag.
A
auf ein Montag
B
an einem Montag
C
im Montag

Slide 31 - Quizvraag

Das Buch ist hinter d.. Schrank (m) gefallen.

Slide 32 - Open vraag

Der Hund legte sich unter d.. Stuhl (m).

Slide 33 - Open vraag

Der Torwart stand zu weit vor sein.. Tor (o).

Slide 34 - Open vraag

An welch.. Tag kommt ihr denn an?

Slide 35 - Open vraag

Keuzevoorzetsels
Sommige voorzetsels hebben in het Duits een vaste naamval.

Andere kunnen zowel vast een 4e als een 3e naamval krijgen.

Gelukkig is hier een makkelijk ezelsbruggetje voor!

Slide 36 - Tekstslide

Een auto met vier wielen rijdt

Een auto met drie wielen staat stil

Beweging is 4e naamval
Bevinden is 3e naamval.

Slide 37 - Tekstslide

Lastig?
Om verder te oefenen: op de volgende slide staat een extra uitlegvideo 

Slide 38 - Tekstslide

0

Slide 39 - Video