Lezen - mavo 2 les 1

 Leesvaardigheid
Nodig: leesboek, schrift en laptop
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

 Leesvaardigheid
Nodig: leesboek, schrift en laptop

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
- Lezen
- Herhaling theorie leesvaardigheid




Je weet wat oriënterend, globaal, zoekend en serieus lezen is.

Slide 2 - Tekstslide

Lezen
Heb je het leesboek uit? Begin vast op met de PowerPoint
Noteer met wie je samenwerkt + titel van het boek op het papier.
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Werkvorm - expertmethode
Groep 1 en 5: Oriënterend lezen
Groep 2 en 6: Globaal lezen
Groep 3 en 7: Serieus lezen
Groep 4 en 8: Zoekend lezen

Slide 4 - Tekstslide

Werkvorm - expertmethode
Je zoekt straks zoveel mogelijk informatie op met je groepje over de aangewezen leesstrategie. Dit noteer je ALLEMAAL in je eigen schrift.
Denk aan: 
Wat houdt de leesstrategie in?
Hoe pas je dit toe?

timer
10:00

Slide 5 - Tekstslide

Werkvorm - expertmethode
Iedereen van groepje 1 t/m 4 en groepje 5 t/ 8 gaan wisselen. Je zorgt dat je met je schrift bij een nieuw groepje gaat zitten. Van elk groepje, dus elke leesstrategie zit er iemand anders.

Slide 6 - Tekstslide

Werkvorm - expertmethode
Je wisselt nu alle informatie uit. Iedereen krijgt dus informatie over elke leesstrategie. Hoe je de informatie deelt, mag je zelf bepalen.
Bijvoorbeeld:
- Iemand vertelt wat hij/zij gevonden heeft aan de rest.
- Elkaars informatie overnemen uit het schrift.
timer
10:00

Slide 7 - Tekstslide

Welke leesstrategie kies je om het onderwerp van de tekst te vinden?
A
Orienterend lezen
B
Precies lezen
C
Globaal lezen
D
Alle drie.

Slide 8 - Quizvraag

Bij orienterend lezen lees je de hele tekst.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Welke stappen onderneem je om het onderwerp van de tekst te vinden?
A
Ik lees de hele tekst en kijk welk woord het meeste wordt gebruikt.
B
Ik lees alleen de eerste en de laatste zin van elke alinea en stel mijzelf de vraag: Waarover gaat deze tekst?
C
Ik bekijk de tekst, lees de inleiding en stel mij zelf de vraag: Waarover gaat deze tekst?
D
Ik kijk naar de zin, zoek de pv en stel de vraag: Wie of wat + pv?

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het belangrijkste doel van de eerste alinea?
A
Belangrijke personen voorstellen.
B
De aandacht trekken met een bijzonder verhaaltje.
C
Een uitleg over de opbouw van de tekst geven.
D
Het onderwerp van de tekst aankondigen.

Slide 11 - Quizvraag

Welke vraag stel je om het onderwerp van de tekst te vinden?
A
Moet je de tekst oriënterend lezen?
B
Moet je naar de titel kijken?
C
Welke tussenkopjes zijn er?
D
Waarover gaat de hele tekst?

Slide 12 - Quizvraag

Welke leessttrategie hoort waar bij?
Orienterend lezen
Globaal lezen 
Precies lezen
Zoekend lezen
Het vinden van het onderwerp
Het vinden van de hoofdgedachte
Het vinden van deelonderwerpen
Het vinden van specifieke/ gerichte informatie.

Slide 13 - Sleepvraag

Lees onderstaande leessituaties. Welke leesstrategie pas je toe?
Situatie 1: 
Om 07.00 uur valt de krant door de brievenbus. Voordat je naar school gaat, wil je snel weten wat het belangrijkste nieuws is. 
Situatie 2: 
Voor biologie moet je een werkstuk maken over klimaatverandering. Je hebt op een internet een tekst gevonden over het klimaat. Je wilt weten of je de tekst kunt gebruiken.
Situatie 3: 
Je hebt morgen een toets over politieke besluitvormingen. Je leest de tekst in je boek maatschappijleer.
Situatie 4:
Je wilt een pretpark bezoeken en bent benieuwd naar de prijzen. Je bezoek de website van het pretpark.
Orienterend lezen
Globaal lezen
Precies lezen
Zoekend lezen

Slide 14 - Sleepvraag

Uit welke volgorde bestaat een tekst?
A
Middenstuk, slot en inleiding
B
Slot, inleiding en middenstuk
C
Inleiding, middenstuk en slot
D
Middenstuk

Slide 15 - Quizvraag

Staat je deelonderwerp(en) genoemd in de tussenkopjes?
A
Ja
B
Nee
C
Het is mogelijk, maar hoeft niet.

Slide 16 - Quizvraag

Welke vraag stel jij jezelf om achter de hoofdgedachte te komen van de tekst?
A
Waarover gaat deze tekst?
B
Wat is het belangrijkste wat wordt gezegd over het onderwerp in de tekst?
C
Waarover gaat deze alinea?
D
Waar komt de tekst vandaan?

Slide 17 - Quizvraag

De hoofdgedachte bestaat uit:
A
1 woord
B
1 of 2 woorden
C
1 zin die alles samenvat
D
Meerdere zinnen

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide