H3.2 lineaire grafiek bij een formule 2223

Voorkennis
Wat weet je al?
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Voorkennis
Wat weet je al?

Slide 1 - Tekstslide

Schuif de grafieken naar de juiste plek. 1 grafiek kan je niet plaatsen!
Welke grafieken stijgt steeds langzamer
Welke grafiek stijgt steeds sneller?
Welke grafiek daalt steeds langzamer?
Welke grafiek stijgt steeds met dezelfde snelheid?

Slide 2 - Sleepvraag

Welkom
Paragraaf 3.2 Lineaire grafiek bij formule
Leg bladzijde 125 voor je open!

Slide 3 - Tekstslide

H3.2 Lineaire grafiek bij een formule 

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Aan het einde van de les weet je:
  • wat het woord verband betekend
  •  wat een variabele is
  • hoe je een formule met letters kan maken
  • wat een richtingscoëfficiënt is
  • hoe je een lineaire grafiek kan tekenen

Slide 5 - Tekstslide

4

Slide 6 - Video

Wat zijn variabelen in een formule
A
getallen
B
woorden
C
letters
D
letters en getallen

Slide 7 - Quizvraag

Wat voor soort grafiek hoort er bij een lineaire formule?
A
Vloeiende kromme
B
Periodieke grafiek
C
Rechte grafiek
D
Gebogen grafiek

Slide 8 - Quizvraag

Welk getal in de formule is de richtingscoëfficiënt?
Aantal kopieën = 35 + 5 x minuten
A
35
B
5
C
Aantal kopieën
D
Minuten

Slide 9 - Quizvraag

Welke eenheden zitten er in de formule:

Kosten in euro = 34 + 6,75 x aantal in uren
A
euro en uren
B
kosten in euro
C
kosten en aantal
D
aantal in uren

Slide 10 - Quizvraag

3.2 Lineaire grafiek bij een formule

De inkomsten van een vakkenvuller kun je berekenen met de volgende formule:



Dit noem je een woordformule (er staan woorden in)

Hierin zijn de woorden de variabelen.

Hier zijn de variabelen dus Inkomsten en tijd.

Daarbij horen eenheden. In dit geval euro en uren.


Inkomsten in euro = 4,50 x tijd in uren

Slide 11 - Tekstslide

3.2 Lineaire grafiek bij een formule


De woordformule kun je ook korter schrijven.

 Je gebruikt dat letters.

Inkomsten in euro = 4,50 x tijd in uren

wordt dan

I = 4,50t

 


Slide 12 - Tekstslide

3.2 Lineaire grafiek bij een formule

Vaak staat er onder de formule meer info:


K = 4,50 + 5,20a

K = kosten in euro                 de variabelen hier zijn K en a

a = aantal kilo                          de gebruikte eenheden euro en kilo


 

Slide 13 - Tekstslide

3.2 Lineaire grafiek bij een formule
In een lineaire formule hebben we een begingetal (kan ook 0 zijn) en een richtingscoëfficiënt (afgekort r.c.). De r.c. wordt soms ook daalgetal of stijggetal genoemd.

Het begingetal is het vaste bedrag in de formule, 
de r.c. het getal voor de variabele.

Slide 14 - Tekstslide

3.2 Lineaire grafiek bij een formule
K = 125 + 34t                   N = 24 - 6a                     T = 273 + 3,45b

Neem deze drie formules over in je schrift en schrijf onder elke formule:
-wat zijn de variabelen?
-wat is het begin getal?
-wat is de r.c.?

Slide 15 - Tekstslide

3.2 Lineaire grafiek bij een formule

K = 125 + 34t                   N = 24 - 6a                     T = 273 + 3,45b

variabelen = k en t        variabelen = N en a   variabelen = T en b
begingetal = 125           begingetal = 24           begingetal = 273
r.c. (stijggetal) = 34      r.c. (daalgetal) = -6     r.c. (stijggetal) = 3,45

Slide 16 - Tekstslide

3.2 Lineaire grafiek bij een formule
K = 125 + 34t                   N = 24 - 6a                     T = 273 + 3,45b

Schrijf nu onder elke formule of de grafiek stijgt of daalt.

Slide 17 - Tekstslide

3.2 Lineaire grafiek bij een formule

K = 125 + 34t                   N = 24 - 6a                     T = 273 + 3,45b

variabelen = k en t        variabelen = N en a   variabelen = T en b
begingetal = 125           begingetal = 24           begingetal = 273
r.c. (stijggetal) = 34      r.c. (daalgetal) = -6     r.c. (stijggetal) = 3,45
grafiek stijgt                   grafiek daalt                 grafiek stijgt

Slide 18 - Tekstslide

3.2 Lineaire grafiek bij een formule
Om een grafiek te kunnen tekenen van een formule heb je minimaal 2 punten nodig. Meer mag natuurlijk ook!

Een grafiek kan een hoogste punt hebben. Dat is het maximum
Een grafiek kan een laagste punt hebben. Dat is het minimum.

Slide 19 - Tekstslide

Aan de slag:
-Iedereen 9 t/m 15
-daarna nakijken 9 t/m 15
-vervolgens toetsje in LessonUp
-daarna 16 t/m 23 op niveau met de testopgave

Slide 20 - Tekstslide

Huiswerk



Opgave 9 t/m opgave 24




Succes!


Slide 21 - Tekstslide

Wat voor soort grafiek hoort er bij een lineaire formule?
A
Vloeiende kromme
B
Periodieke grafiek
C
Rechte grafiek
D
Gebogen grafiek

Slide 22 - Quizvraag