Kijken en luisteren - voorbereiden toets

 Kijken en luisteren
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

 Kijken en luisteren

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
PTA Kijken/Luisteren 

-oefenen van kijk/luister fragmenten
-theorie begrippen 

SO Examenwoorden 
- (lessonup + taalverzorging)

Slide 2 - Tekstslide

Goed kijken en luisteren
Om een kijk- of luisterfragment goed te kunnen begrijpen, let je op de
volgende dingen:

  • Het onderwerp – Dit wordt vaak genoemd in het begin.
  • De hoofdgedachte – Die wordt vaak aan het begin of aan het eind genoemd.
  • De verschillende deelonderwerpen.
  • De signaalwoorden – Zij helpen je om onderscheid te maken tussen hoofd- en bijzaken.
  • De functie van de beelden – Ze geven belangrijke informatie of trekken de aandacht.
  • Het doel van de programmamaker.

Slide 3 - Tekstslide

Signaalwoorden
Wanneer jij deze uit het hoofd weet is het doel van het filmpje sneller duidelijk. 
Het is ook makkelijker, want zo herken je sneller het doel van de spreker.
(ook zeer belangrijk voor het onderdeel leesvaardigheid).

Slide 4 - Tekstslide

Informatie selecteren


Als je luistert en kijkt om informatie te selecteren, moet je goed letten op: 

– het onderwerp van het programma;

– het programmadoel;

– de verschillende deelonderwerpen;

– de mening van personen die aan het woord komen.


Het onderwerp en de deelonderwerpen worden soms in het begin van het programma verteld. De deelonderwerpen worden daarna een voor een uitgelegd.

bij kijken en luisteren

Slide 5 - Tekstslide

Informatie selecteren


Zo selecteer je informatie:

–  Soms worden in de opdracht aandachtspunten genoemd waarop je extra moet letten tijdens het kijken. Lees die punten goed door voor je gaat kijken.

– Concentreer je niet alleen op wat gezegd wordt, maar ook op de beelden.

– Let op signalen van de sprekers, zoals: Ik zal een aantal voorbeelden noemen…Een nadeel is wel…

–  Luister goed naar woorden die met nadruk worden uitgesproken. Deze zijn vaak belangrijk.

–  Maak aantekeningen. Schrijf alleen de hoofdzaken op (steekwoorden).

bij kijken en luisteren

Slide 6 - Tekstslide

Kijken en luisteren naar discussieprogramma's
In discussieprogramma's praten mensen onder leiding van een gespreksleider over een onderwerp. Het zijn vaak meningvormende discussies. Let op:
  • het onderwerp: welke mening wordt er gegeven en wat zijn de belangrijkste argumenten.
  • de uitspraken: is het een mening, argument of een conclusie?
  • luister kritisch: met welke sprekers ben jij het eens of oneens en waarom?

Slide 7 - Tekstslide


Kijken en luisteren naar interviews

Informatie krijg je door te luisteren wat iemand zegt, maar ook door hoe iemand iets zegt.

  • houding
  • gezichtsuitdrukking
  • intonatie (stemgebruik)
Let goed op: 
  • de interviewer: maakt hij oogcontact. laat hij merken dat hij luistert
  • de geïnterviewde: zit hij ontspannen, laat hij emoties zien, entwijkt hij vragen
  • het taalgebruik: letterlijk en figuurlijk

Slide 8 - Tekstslide

Kijken en luisteren naar instructies
In een instructie wordt uitgelegd hoe je iets moet doen. Een instructie bestaat uit een aantal aanwijzingen die je in een vaste volgorde moet uitvoeren. Let op:
  • de inleiding: hier wordt het onderwerp genoemd
  • de signaalwoorden: deze geven de volgende stappen aan, zoals: de eerste stap, daarna en uiteindelijk
  • de werkwoorden: deze vertellen wat je moet doen

Slide 9 - Tekstslide

Kritische kijken en luisteren
Je moet kritisch kijken en luisteren om na te gaan of de beelden  en de informatie betrouwbaar zijn. Let op:
  • het soort programma: documentaire, reportage, realityprogramma
  • de gegeven informatie: is de informatie volledig en juist
  • de persoon die informatie geeft: is de persoon onpartijdig en deskundig?
  • het doel van de programmamaker: maakt hij reclame of wil hij informeren?

Slide 10 - Tekstslide

Kijk- en luisteropdracht

Je gaat kijken naar een filmpje. Luister precies en maak ondertussen aantekeningen. Doe dat zo:

  • Schrijf het onderwerp en de deelonderwerpen op
  • Noteer de hoofdzaken in steekwoorden





Vervolgens beantwoord je de vragen in de volgende slides met behulp van de aantekeningen die je gemaakt hebt. Tijdens het examen kun je het filmpje stoppen of nogmaals kijken.
Probeer het zoveel mogelijk in een keer te doen, dit scheelt tijd

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Wat is het onderwerp van het filmpje?
A
Schoon drinkwater in Groningen
B
Watertappunten in Groningen
C
Vergunningen aanvragen voor watertappunten

Slide 13 - Quizvraag

Hoeveel watertappunten zijn er in Groningen?
A
Dat is niet gezegd
B
2
C
3
D
4

Slide 14 - Quizvraag

Noem twee voordelen van tappunten, die in het filmpje genoemd zijn.

Slide 15 - Open vraag

Hoe werkt de watertap?

Slide 16 - Open vraag

Hoeveel kost een watertap?

Slide 17 - Open vraag

Wat heeft de organisatie 'Join the pipe' als doelstelling?

Slide 18 - Open vraag

Welke gedachte heeft de organisatie 'Join the pipe' bij het plaatsen van ieder verkocht watertappunt?

Slide 19 - Open vraag

Er zijn weinig watertappunten.
Noem twee oorzaken die in het filmpje genoemd zijn.

Slide 20 - Open vraag

Soms moet je twee keer luisteren en kijken om achter de hoofdgedachte te komen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide

Kijk- en luisteropdracht

Je gaat kijken naar een fragment.

Je kan en mag tijdens het kijken aantekeningen maken.

Dit doe je door belangrijke steekwoorden op te schrijven.

Let op de volgende zaken:

-naam                             -houding

-beroep                          -onderwerp

-woorden waar nadruk op wordt gelegd.


Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Wat heb je allemaal nodig om tomaten te kunnen telen?
Tekst
A
dunne poep en kunstmest
B
dunne poep en water
C
kunstmest en water

Slide 25 - Quizvraag

Hoe lang kan een tomatenplant wel worden?
A
ongeveer 9 meter
B
ongeveer 11 meter
C
ongeveer 14 meter

Slide 26 - Quizvraag

Tomaten uit kassen smaken lang niet zo lekker als tomaten die buiten groeien. Dat is:
A
juist
B
onjuist

Slide 27 - Quizvraag

Hoeveel tomatenrassen zijn er op de wereld?
A
duizend
B
duizenden
C
zesenzestig

Slide 28 - Quizvraag

Het meest gegeten tuinbouwproduct ter wereld is de tomaat. Dat is:
A
juist
B
onjuist

Slide 29 - Quizvraag

Waarom worden in Nederland steeds nieuwe tomatenrassen ontwikkeld?
A
De teler kiest met de winkelketen een goed te telen en verkopen ras
B
De telers willen een tomatenras dat beter bij hun manier van telen past
C
Volgens de teler wil de consument tomaten die steeds lekkerder smaken

Slide 30 - Quizvraag

Waarom wordt de lekkerste tomaat nog steeds niet verkocht?
A
De kleur is verkeerd en de vorm is niet goed
B
De vorm is niet goed en er is nog geen woord voor
C
Er is nog geen woord voor en de kleur is verkeerd

Slide 31 - Quizvraag

Om welke reden aten mensen in de 16e eeuw geen tomaten?
A
Je moest veel geld voor tomaten betalen
B
Tomaten waren als voedsel onbekend
C
Tomaten zouden giftig zijn

Slide 32 - Quizvraag

Hoe ontstond tomatenpuree?
A
Een meneer in Portugal heeft de tomatenpuree bedacht
B
Geëmigreerde Italianen hadden heimwee naar de saus van mama
C
Tijdens een transport vielen een aantal kisten tomaten op de grond

Slide 33 - Quizvraag

Wat gebeurt er met de smaak als je onrijpe tomaten in de puree stopt?
A
De smaak wordt bitter
B
De smaak wordt zoeter
C
De smaak wordt zuurder

Slide 34 - Quizvraag

Luisteropdracht

Op de volgende slides staan vragen. 

Lees de vragen 1 t/m 12 goed door.

Daarna ga je luisteren naar een fragment van het radioprogramma 'De gids.fm'. Luister precies en maak ondertussen aantekeningen.

Vervolgens beantwoord je de vragen met behulp van de aantekeningen (steekwoorden) die je gemaakt hebt.


Slide 35 - Tekstslide

Luister naar het fragment en maak aantekeningen.

Beantwoord daarna de vragen in de volgende dia's.

Slide 36 - Tekstslide

Vragen
  • Wat is het onderwerp van het fragment?
  • Wat is het doel van het radioprogramma?
  • Welke gebeurtenis is de aanleiding voor dit onderwerp?
  • Noem de twee taken die Froukje van Dijken verbindt aan dit onderwerp.
  • Op hoeveel procent van de scholen is het mis met de luchtkwaliteit?
  • Noem vijf gevolgen voor de slechte luchtkwaliteit voor leerlingen en docenten.
  • Wat is de belangrijkste oorzaak van de slechte luchtkwaliteit?
  • Waarom ontstaan er in de wintermaanden meer problemen dan in de warme maanden?
  • Welke twee problemen zie je vaak bij nieuwe schoolgebouwen?
  • Wat is de voornaamste reden dat schoelen niets doen aan de slechte luchtkwaliteit?
  • Stel je voor: je maakt een werkstuk over: Wat is goed onderwijs? Heb je dan iets aan dit programma? Leg je antwoord uit.

Slide 37 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van het fragment?

Slide 38 - Open vraag

Wat is het doel van het radioprogramma?

Slide 39 - Open vraag

Welke gebeurtenis is de aanleiding voor dit onderwerp?

Slide 40 - Open vraag

Noem de twee taken die Froukje van Dijken verbindt aan dit onderwerp.

Slide 41 - Open vraag

Op hoeveel procent van de scholen is het mis met de luchtkwaliteit?

Slide 42 - Open vraag

Noem vijf gevolgen voor slechte luchtkwaliteit voor leerlingen en leraren.

Slide 43 - Open vraag

Wat is de belangrijkste oorzaak van slechte luchtkwaliteit?

Slide 44 - Open vraag

Waarom ontstaan er in de wintermaanden meer problemen dan in de warmere maanden?

Slide 45 - Open vraag

Welke twee problemen zie je vaak bij nieuwe schoolgebouwen?

Slide 46 - Open vraag

Wat is de voornaamste reden dat scholen niets doen aan de slechte luchtkwaliteit?

Slide 47 - Open vraag

Stel je voor: je maakt een werkstuk over 'Wat is goed onderwijs?' Heb je dan iets aan dit programma? Leg je antwoord uit.

Slide 48 - Open vraag

Slide 49 - Link