BK en TH 4.1 Geslachtsorganen

Geslachtsorganen
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo, mavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Geslachtsorganen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  •  Je kunt uitleggen welke organen tot het voortplantingsstelsel behoren.
  • Je kunt de delen van de geslachtsorganen van een man en een vrouw noemen, inclusief de overeenkomsten en verschillen.
  • Je kunt de primaire geslachtskenmerken noemen.

Slide 2 - Tekstslide

Ieder mens is anders. Dat begint al in de baarmoeder, want iedere ongeboren baby ontwikkelt zich op zijn eigen manier.
Tijdens de zwangerschap wordt ook het geslacht bepaald.

Slide 3 - Tekstslide

Geslachtskenmerken
Bij de geboorte zie meteen al of de baby een jongen of een meisje is.
Dit noem je het geslacht (sekse).
De kenmerken die het geslacht bepalen noem je geslachtsorganen.

Slide 4 - Tekstslide

Primaire geslachtskenmerken

Hiermee bedoelen ze het geslachtskenmerk dat al bij de geboorte aanwezig is.
Dus penis of vagina.

Slide 5 - Tekstslide

Penis

Dit is het voortplantingsorgaan van de man dat bestaat uit zwellichamen, urinebuis, eikel en voorhuid.
Intersekse
Dit is als het geslacht van een persoon zowel mannelijk als vrouwelijke geslachtskenmerken heeft.





Vulva
Dit is een verzamelnaam voor de uitwendige geslachtsorganen van een vrouw.

Vagina
Opening die de vulva verbindt met de baarmoeder 

Slide 6 - Tekstslide

Voortplantingsstelsel
Hiermee bedoelen ze alle organen die een rol spelen bij de voortplanting.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Vrouwelijk geslachtsorgaan
Baarmoeder: dit is het orgaan waar een bevruchte eicel zich ontwikkeld tot een kind.
Eileider: buis die een eicel vervoert naar de baarmoeder.
Eierstok: Orgaan waar de eicellen zich ontwikkelen.
Eicel: vrouwelijk geslachtscel.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Mannelijk geslachtsorgaan
Zwellichamen: orgaan dat zich vult met bloed bij seksuele opwinding.
Teelbal: orgaan dat zaadcellen maakt.
Bijbal: orgaan waar zaadcellen worden opgeslagen.
Zaadleider: buis die zaadcellen vervoert.

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag
Jullie gaan lezen en maken paragraaf 4.1

Succes!!

Slide 12 - Tekstslide