quizvragen

quizvragen
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

quizvragen

Slide 1 - Tekstslide

Welke eenheid gebruik je voor de snelheid van een auto?
Schrijf de eenheid voluit:

Slide 2 - Open vraag

Hoe mag je de eenheid voor de snelheid van een auto afkorten?
A
Kilometer per uur
B
km/h
C
h/km

Slide 3 - Quizvraag

Snelheid
A
Grootheid
B
Eenheid

Slide 4 - Quizvraag

Welke formule gebruik je bij het berekenen van snelheid
A
snelheid = afstand * tijd
B
snelheid = afstand : tijd
C
snelheid = tijd : afstand
D
snelheid = tijd * afstand

Slide 5 - Quizvraag

Stefan fiets 5 kilometer in 15 minuten. Wat is zijn gemiddelde snelheid?
A
10 km/h
B
15 km/h
C
20 km/h
D
25 km/h

Slide 6 - Quizvraag

Een auto rijdt weg bij een verkeerslicht.
Wat voor beweging is dit?
A
een eenparige beweging
B
een versnelde beweging
C
een vertraagde beweging

Slide 7 - Quizvraag

Je moet op de fiets afremmen, omdat de spoorbomen dichtgaan.
Wat voor beweging is dit?
A
een eenparige beweging
B
een versnelde beweging
C
een vertraagde beweging

Slide 8 - Quizvraag

Een marathonloper rent met een constante snelheid.
Wat voor beweging is dit?
A
een eenparige beweging
B
een versnelde beweging
C
een vertraagde beweging

Slide 9 - Quizvraag

Wat voor soort beweging maakt een parachutist als hij zijn parachute opent?
A
Eenparig
B
Versneld
C
Vertraagd

Slide 10 - Quizvraag

In de afbeelding zie je de beweging van een fietser. Waar staat de fietser stil bij een stoplicht?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 11 - Quizvraag

Kruis de juiste omschrijving van de remweg aan.
A
de afstand die een auto aflegt in een vertraagde beweging
B
de afstand die een auto aflegt tijdens het reageren
C
de totale afstand die een auto nodig heeft om tot stilstand te komen

Slide 12 - Quizvraag

Dat een auto niet op tijd tot stilstand kan komen, kan verschillende oorzaken hebben.
Welke situatie heeft GEEN invloed op de remweg?

A
De auto heeft een zware lading aan boord
B
De autobanden heeft bijna geen profiel meer
C
De bestuurder kijkt op een kaart om de route te vinden
D
Het wegdek is glad door sneeuw

Slide 13 - Quizvraag

Een fietser fietst op een fietspad en ziet een bal de weg op rollen. Terwijl hij grijpt naar zijn rem legt hij 2 meter af en daarna komt hij na het remmen op een totale afstand van 9 meter tot stilstand. Wat was zijn remweg?
A
4,5 meter
B
7 meter
C
9 meter
D
11 meter

Slide 14 - Quizvraag

Dat een auto niet op tijd tot stilstand kan komen, kan verschillende oorzaken hebben.
Welke omstandigheden beïnvloeden de remweg?
A
De auto trekt een zwaar beladen aanhangwagen
B
De auto rijdt sneller dan de maximumsnelheid
C
De autobanden hebben bijna geen profiel meer
D
De bestuurder voert een telefoongesprek

Slide 15 - Quizvraag

Als het regent, heeft een auto bij een snelheid van 100 km/h een remweg van 100 m.
Hoe groot is de remweg onder dezelfde omstandigheden bij 120 km/h?
A
84 m
B
98 m
C
100 m
D
144 m

Slide 16 - Quizvraag

Onder normale omstandigheden heeft een auto bij een snelheid van 100 km/h een remweg van 50 m.
Welke bewering over de remweg onder dezelfde omstandigheden bij 80 km/h is juist?
A
De remweg is even lang
B
De remweg is korter
C
De remweg is langer

Slide 17 - Quizvraag

Shanna rijdt met haar vriend achter op de scooter naar de stad. De remweg van haar scooter is onder deze omstandigheden langer dan als ze alleen op de scooter zit. Waardoor komt dat?

Slide 18 - Open vraag

Een vrachtwagen rijdt met een lege container naar een fabriek. Daar wordt de container volgeladen met laptops, waarmee de vrachtwagen terugrijdt naar zijn opdrachtgever.
Hoeveel afstand kan de chauffeur op de terugreis houden tot het verkeer voor zich op de snelweg, als hij bij een noodstop toch op tijd stil wil staan?
A
evenveel als op de heenreis
B
meer dan op de heenreis
C
minder dan op de heenreis

Slide 19 - Quizvraag

Een automobiliste rijdt met 80 km/h over een doorgaande weg. Ze ziet dat een vrachtauto voor haar een deel van zijn lading verliest. Ze reageert snel, maar toch duurt het even tot ze de rem intrapt. Enkele seconden later komt haar auto nog net op tijd tot stilstand.
Hoe noem je de afstand die haar auto aflegt tussen het moment dat ze de lading ziet schuiven en het moment dat ze de rem intrapt?
A
de reactieafstand
B
de remweg
C
de stopafstand

Slide 20 - Quizvraag

Een automobilist rijdt door een straat waar kinderen spelen. Plots rent een kind de straat op. De autombilist moet remmen. De remweg van zijn auto is 11,6 m. De reactieafstand is 9,5 m. Bereken de stopafstand van de auto.
De stopafstand van de auto is ………………... m.

Slide 21 - Open vraag

Een automobiliste rijdt met een snelheid van 22 m/s over een doorgaande weg. Ze moet plots remmen. De reactietijd van de automobiliste is 0,8 s. De remweg van de auto bij deze snelheid is 40,0 m.
Bereken de stopafstand.
A
17,6 m
B
22,4 m
C
40,0 m
D
57,6

Slide 22 - Quizvraag

Een vrachtauto rijdt met een snelheid van 25 m/s over een doorgaande weg. De chauffeur moet plots remmen. De reactietijd van de chauffeur is 1,1 s. De remweg van de vrachtauto bij deze snelheid is 150 m.
Bereken de stopafstand.
A
27,5 m
B
122,5 m
C
150,0 m
D
177,5 m

Slide 23 - Quizvraag