Suprise AF blok 1.1

surprise AF
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

surprise AF

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk nummer wijst naar de plaats van de luchtpijp (trachea)?
A. bij 1

 B. bij 2
 C. bij 3
 D. bij 5



Slide 2 - Tekstslide

antwoord D
Wat wordt aangewezen door de pijl?
A. De urineleider (ureter)


B. De zaadbuis

C. De zaadleider 

D. De urinebuis (urethra)



Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ontstaan de harttonen?
A
door het dichtslaan van de kleppen
B
door het aanspannen van de hartspiercellen
C
door wat er gebeurt in de sinusknoop en de boezemkamerknoop
D
door het heen en weer bewegen van het hart in de borstkast

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De ventrikels worden aangegeven door de cijfers....... 
A. 3 en 4

B. 1 en 2
C. 2 en 4
D. 1 en 3



Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar komt het bloed vandaan dat in de ruimte nummer 4 van het hart terechtkomt?
A. Uit de longen

B.  Uit het lichaam
C. Uit zowel de longen als het         lichaam
 D. Geen van bovenstaande is          juist



Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een taak van de nieren?
A
besturen van het urinewegstelsel
B
verwarmen van het bloed
C
uitscheiden van afvalstoffen
D
doorgeven van elektrische prikkels

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn voorbeelden van nuttige bacteriën?
A
Bacteriën op de huid geven ziekmakende binnendringers geen kans
B
Bacteriën maken vitamine K in de dikker darm
C
allebei A, en ook B
D
Er bestaan geen nuttige bacterien, dus A en B kloppen allebei niet.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is immuniteit?
A
je kunt niet meer besmet raken
B
je kunt niet tegen een antibioticum
C
je hebt beschermende antistoffen tegen een micro-organisme
D
een antibioticum werkt niet meer tegen een micro-organisme.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de beste uitspraak over een orgaan?
A
Het kan nooit uit verschillende weefsels bestaan
B
Het is één weefsel dat meerdere functies heeft.
C
Het is een groep cellen die nauw samenwerken.
D
Het is een structuur met een specifieke functie

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke organen hebben als functie de opname van stoffen?
A
huid en maag
B
lever en alvleesklier
C
longen en maag
D
dunne darm en longen

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar komt slijmvlies voor?
A
aan de binnenkant van alle holle organen
B
aan de buitenkant van alle organen
C
alleen in de neus ( en neusholte) en de mond
D
overal waar een infectie met slijmvorming in het lichaam is

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

waarom zijn virussen niet te bestrijden met antibiotica?
A
omdat een virus een levend wezen is
B
omdat de virussen zich verstoppen in de cellen
C
omdat de infectiecyclus niet van toepassing is voor virussen
D
omdat virussen allemaal resistent geworden zijn

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

welke uitspraak over de algemene ( of aspecifieke) afweer is juist?
A
Dit is de verdediging tegen ziekteverwekkers door middel van algemene antistoffen
B
Dit is de verdediging van het lichaam tegen alle typen ziekteverwekkers
C
Dit is de afweer tegen algemene (aspecifieke) ziektes
D
Dit is de algemene afweer die moet helpen om niet ziek te worden, bv gezond leven en gezond eten. 

Slide 14 - Quizvraag

antwoord B 
Op welke manier kan men immuun worden door een bepaalde ziekteverwekker?
A
door gebruik van antibiotica
B
door ermee besmet te raken
C
door gezond te leven en gezond te eten
D
door bezit van sterke genen

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Doelstelling: je kunt de functie van het middenrif uitleggen bij inademen en uitademen

Slide 16 - Open vraag

vraag: wat doe het middenrif bij het inademen en uitademen?
vraag: alternatief: op welk moment van het ademhalen staat het middenrif het laagst? 
Doelstelling: je kunt uitleggen hoe het kan dat de hartkleppen dicht slaan en niet doorslaan naar de andere kant

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

anatomie van de huid

Slide 18 - Tekstslide

Huid (Latijn: cutis) of vel vormt de buitenste bekleding van het lichaam van mens en dier. Bij de mens wordt de huid beschreven als het grootste orgaan 1,65 m2, omdat de gehele huid meer weegt dan elk van de andere interne organen. Bovendien bevat de huid, net als interne organen, verschillend gespecialiseerde cellen die samen een functie vervullen. Het is bovendien het enige orgaan dat zonder verdere ingrepen of hulpmiddelen van buitenaf bekeken kan worden. Waarnemen van de huid levert soms belangrijke informatie op over het al of niet goed functioneren van het lichaam als geheel.
1.Hoornlaag, 2.Zweetklier, 3.Talgklier, 4.Haarvaatje, 5.Lymfevaatje, 6.Zenuwuiteinden, 7.Tast- pijn- en temperatuurzin, 8.Onderhuids bindweefsel, 9.Lederhuid, 10.Epidermis.
De huid bestaat uit twee huidlagen: de opperhuid of epidermis en de lederhuid of dermis. De opperhuid bestaat uit dekweefsel en vormt zweetklieren, geurklieren, talgklieren, haren en nagels. De opperhuid heeft geen bloedvaten, zenuwen of lymfeklieren. Wel bevindt zich hier een aantal zintuigen.
In de huid zijn fijne groeven en lijnen te zien. Dit huidreliëf is op de handpalmen en voetzolen heel duidelijk te zien. Het huidreliëf zorgt ervoor dat de huid in staat is mee te geven bij bewegingen van het lichaam. Het huidreliëf is per persoon uniek. Wordt daarom ook gebruikt bij het nemen van vingerafdrukken.
Functies van de huid
Barrière voor micro-organisme en vuil.
Temperatuur regeling.
Bescherming tegen mechanische schade,.

Weefsel groepen van cellen met dezelfde bouw en functie

Slide 19 - Tekstslide

Na de celdeling kunnen cellen zich gaan specialiseren. Dit wordt differentiatie genoemd.
Een weefsel is een groep cellen met dezelfde vorm en functie.
Er zijn 5 typen: dekweefsel, steunweefsel, spierweefsel, zenuwweefsel en transportweefsel.
De cellen zijn in staat om uitwisseling te laten plaatsvinden met de buitenwereld of met de binnenwereld
Dit betekend bijv voor de longen opname van zuurstof en uitwisseling van de afvalstof koolzuurgas
Het maagdarmkanaal: opname van voedingsstoffen en uitscheiding van afvalstoffen. Bijv nieren en de endeldarm.
Verder zijn en cellen die stoffen afgeven aan de buitenwereld. Bijv het dekweefsel kan zelf stoffen produceren, slijm
Zweet hormonen.
Het zelf produceren en afgeven = secretie.
Dekweefsel dat veel slijm aanmaakt wordt slijmvlies genoemd. Dekweefsel dat stoffen afgeeft aan de omgeving is klierweefsel.
Verder kunnen cellen ook prikkels waarnemen bijv tast en pijnprikkels.

Slide 20 - Tekstslide

 Langerhanscellen van de huid kunnen afweerreacties opwekken tegen de meeste schadelijke indringers, waarmee de huid de eerste verdedigingslinie vormt voor wat betreft de afweer. De huid biedt dus een mechanische én een chemische barrière die het binnendringen en de groei van micro-organismen tegengaat. 
De huid bevat tevens talgklieren die talg produceren, een olieachtige stof, die de huid soepel maakt. Talg vormt eveneens een beschermende waterdichte laag, die de groei van de meeste micro-organismen vertraagt. Verder worden haren omgeven door een talglaagje, zodat ze minder makkelijk breken en splijten. 
En de hoornlaag is een efficiënte bescherming tegen micro-organisme en natuurlijk de licaamseigen micro-organisme