H6 mens en milieu samenvatting

De aarde gebruiken
Hoeveel aardes hebben we nodig om jouw manier van leven vol te kunnen houden?

Met andere woorden: wat is jouw ecologische voetafdruk?
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

De aarde gebruiken
Hoeveel aardes hebben we nodig om jouw manier van leven vol te kunnen houden?

Met andere woorden: wat is jouw ecologische voetafdruk?

Slide 1 - Tekstslide

We gebruiken de aarde op 5 manieren:
1. Energie: voor verwarming, koken, licht, vervoer.
2. Voedsel: plantaardig en dierlijk voedsel
3. Water: om te drinken, te wassen en voedsel te bereiden (in Nederland gebruiken we ongeveer 128 L per persoon per dag).
4. Grondstoffen: voor alle spullen die we gebruiken, zoals katoen, ijzer, hout, aardolie, steen.
5. Afval: huishoudelijk afval, papier, plastic, afvalwater en afvalgassen

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Link

Ecologische voetafdruk
Als iedereen op de wereld zou leven zoals de mensen in Nederland, zouden we 3,5 aarde nodig hebben.



Slide 4 - Tekstslide

Hoe kunnen we zorgen dat we de aarde niet uitputten?
Mensen moet weer aanvullen wat ze gebruiken, net zoals de natuur doet in de:

Voedselkringloop en de kringloop van verbranding en fotosynthese

Dit zijn gesloten kringlopen; ze kunnen steeds maar doorgaan.

Slide 5 - Tekstslide

Kringlopen zijn een oplossing om duurzamer om te gaan met de aarde

1. Je kunt van de volgende begrippen de definitie geven en aan de hand van enkele voorbeelden uitleggen wat het begrip
inhoudt: 
     a. Hoe produceren boeren veel voedsel?
         • Monocultuur / intensieve veehouderij (bio-industrie) /
           mest (dierlijk en kunst) / krachtvoer / plaag /
           gewasbeschermingsmiddelen / antibiotica / fokken /
           veredeling / genetische modificatie

     b. Waarom zijn er zo veel regels voor boeren? 
         • Mestoverschot / overbemesting / vermesting / waterbloei
            / ammoniak / verzuring / mestinjectie / selectieve 
    

Slide 6 - Tekstslide

  1. Je kunt beschrijven op welke 4 manieren boeren veel voedsel produceren.
1. Veel van hetzelfde produceren
= monocultuur
Akkerbouw:
- makkelijk in te zaaien / onderhouden / oogsten
- minder verschillende machines nodig
intensieve veehouderij / bio-industrie
stallen op 1 manier inrichten -
1 soort voer en verzorging nodig -

Slide 7 - Tekstslide

  1. Je kunt beschrijven op welke 4 manieren boeren veel voedsel produceren.
2. Opbrengst verhogen
= mestgebruik en krachtvoer
planten en dieren groeien 
hierdoor sneller
akkerbouw:
kunstmest: witte korrest met mineralen
dierlijke mest: poep en plas van dieren
veehouderij
voer met extra eiwitten en mineralen: krachtvoer

Slide 8 - Tekstslide

  1. Je kunt beschrijven op welke 4 manieren boeren veel voedsel produceren.
3. Schade en ziekte voorkomen
= gewasbeschermingsmiddelen en antibiotica gebruiken
akkerbouw:
- giftige stoffen 
- doden plaagorganismen 
intensieve veehouderij / bio-industrie
antibiotica in veevoer -
doodt de ziekteverwekkende bacteriën -

Slide 9 - Tekstslide

  1. Je kunt beschrijven op welke 4 manieren boeren veel voedsel produceren.
4. Super gewassen en supervee
= veredeling / fokken, 
genetische modificatie
Zo worden er rassen met gunstige 
eigenschappen gemaakt.
akkerbouw:
- veredeling
snel groeiend ras met 
een groot  groeiend 
ras kruisen.
intensieve veehouderij / bio-industrie
fokken -
sterk ras (gezond) kruisen met een 
ras met hoge melkproductie.
genetische modificatie

Slide 10 - Tekstslide

0

Slide 11 - Video

3. Je kunt de regels voor mestproductie en bemesting die voor boeren gelden benoemen en uitleggen waarom ze deze regels moeten volgen 
 
Regels:
  • Boeren mogen niet méér mineralen op het land brengen dan hun gewassen op kunnen nemen.
  • Boeren mogen de mest niet over het land verspreiden, maar moeten het met een machine in de grond spuiten = mestinjectie
deze regels).
Gevolgen overbemesting:
  • meer mineralen in de grond dan planten en akkers nodig zijn = milieuproblemen
  • mineralen zakken de bodem in en komen in het grondwater terecht = vermesting
    --> sommige planten soorten groeien te snel en overwoekeren andere soorten
    --> waterbloei (waterplantjes als alg en kroost groeien zeer snel)
  • verzuring van de bodem door ammoniak in dierlijke mest

Slide 12 - Tekstslide

0

Slide 13 - Video

4. Je kunt het proces van waterbloei in 6 stappen beschrijven.
  1. Er komen extra mineralen uit mest in de sloot terecht.
  2. Daardoor groeien waterplantjes zoals alg en kroost extra snel.
  3. Door al die kroost en algen groeit de sloot in korte tijd dicht.
  4. Na een tijdje sterven de algen en de plantjes.
  5. De resten van kroos en algen zijn voedsel voor bacteriën, en die gebruiken veel zuurstof.
  6. Er komen steeds meer bacteriën. Daardoor ontstaat zuurstof tekort, waardoor de waterdieren doodgaan.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

  1. Je kunt de regels voor gewasbeschermingsmiddelen die voor boeren gelden benoemen en uitleggen waarom ze aan deze
     eisen moeten doen 
Regels:
  1. De middelen moeten selectief zijn: doden zoveel mogelijk alleen de plaagorganismen.
  2. De middelen moeten biologisch afbreekbaar zijn: bacteriën en schimmels kunnen het afbreken.

Slide 16 - Tekstslide

Gevolgen
Als het niet selectief is: andere organismen worden ook gedood.

Als het niet biologisch afbreekbaar is: het gif blijft te lang in de bodem. Planten nemen het gif op. Dieren die de planten eten krijgen het gif ook binnen. De gifstoffen worden opgeslagen in het vetweefsel of de lever en zo wordt het gif steeds hogerop in de voedselketen doorgegeven. Bovenin de keten ontstaat dan gifophoping. De dieren die bovenaan in de keten staan,  krijgen zoveel gif binnen, dat ze ook doodgaan.

Slide 17 - Tekstslide

accumulatie
= ophoping van schadelijk niet goed afbreekbare stoffen

Slide 18 - Tekstslide

Biologisch afbreekbaar afval
Afval dat wordt afgebroken door bacterien en schimmels

Slide 19 - Tekstslide

Niet biologisch afbreekbaar afval
Afval dat niet door bacterien en schimmels wordt afgebroken.

Slide 20 - Tekstslide

Afval verwerken
  • Recycelen (composteren)
  • Hergebruik 
  • Verbranden
  • Storten

Slide 21 - Tekstslide

Schoon water
Drinkwater gemaakt van oppervlakte water, grondwater of duinwater

Oppervlaktewater: water uit rivieren en meren
Grondwater: regenwater  dat diep in de grond is gezakt
Duinwater: rivierwater dat eerst in de duinen wordt gepomt(filtert)

Het water gaat eerst naar een waterzuiveringsbedrijf

Slide 22 - Tekstslide

Water direct uit de natuur drinken?
  • Niet schoon genoeg
  • Giftige stoffen en bacterien (kun je niet zien)
  • Kun je ziek worden (Voedselinfectie)

Slide 23 - Tekstslide

Drinkwater uit de kraan
In de EU moeten landen voldoen aan strenge eisen
  • Kraanwater in de EU is geschikt als drinkwater

Sommige landen geen strenge eisen
  • Kunnen dan micro-organismen inzitten
  • Hiervan kun je ziek worden
  • Deze landen beter flessen water kopen

Slide 24 - Tekstslide

Welke afvalstoffen komen in de lucht?
Door verbranding fossiele brandstoffen komen afvalgassen vrij: koolstofdioxide,

 zwaveldioxide, stikstofoxiden ==> zorgen voor luchtvervuiling 

Vrijkomen van afvalgassen noem je uitstoot.

Slide 25 - Tekstslide

Gevolgen van luchtvervuiling
1. Fijnstof in de lucht: kleine deeltjes stof en roet
2. Smog: afvalgassen en fijnstof blijft hangen op dezelfde plaats
3. Verzuring: verzuring kan ook ontstaan door zwaveloxiden en stifstofoxiden

Slide 26 - Tekstslide

Waarom is CO2 een probleem?

Slide 27 - Tekstslide

Verstoorde koolstofkringloop
Verbranden van fossiele brandstoffen waardoor er veel koolstof vrij komt in de vorm van koolstofdioxide (CO2). Meer dan planten kunnen opnemen en kunnen omzetten in ...
Hoe heet dit proces ook al weer? 
De koolstofkringloop is dan verstoord.

Slide 28 - Tekstslide

broeikaseffect
Versterkt broeikaseffect

Slide 29 - Tekstslide