4m - Les 13 P2 - Konjuktionen und Wortstellung

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

   Deutsch!    

4m
Les 12 P2
Gutentag

Slide 2 - Tekstslide

voorbereiding voor les 12:
invullen werkblad voegwoorden



Verwerkingsopdrachten na les 12:
voorbereiden SO 2











Slide 3 - Tekstslide

Veelgemaakte fout:

zinsopbouw en kommagebruik

Slide 4 - Tekstslide

Regel:
De persoonsvorm is het werkwoord dat bij het onderwerp hoort.

De persoonsvorm staat in hoofdzinnen op PLEK 2

Slide 5 - Tekstslide

Regel hoofdzinnen:


Onderwerp persoonsvorm voorwerp voorwerp bepaling bepaling andere werkwoorden

Ich habe meiner Schwester ein teueres Geschenk gegeben.
Mein Vater hat sein Bruder zum letzten Mal in Deutschland gesehen.
Der alte Mann würde niemals zum Partys eingeladen.
Die Direktorin hatte dem Schüler nichts darüber gesagt.
 

Slide 6 - Tekstslide

Regel bijzinnen:


, Onderwerp  voorwerp voorwerp bepaling bepaling andere werkwoorden persoonsvorm

Ich nehme den Bus, wenn es den ganzen Tag stark regnet
Mein Vater sagt, dass er sein Bruder zum letzten Mal in Deutschland gesehen hat.
Ich dachte, dass der alte Mann würde niemals zum Partys eingeladen wurde
Ich wusste nicht, dass die Direktorin dem Schüler nichts darüber gesagt hatte.
 

Slide 7 - Tekstslide

Voegwoorden tussen 2 hoofdzinnen
  • und   - en
  • oder  - of
  • aber - maar 
  • denn - want
  • nicht (nur), ... sondern (auch) - niet (alleen)..., maar (ook) ...
  • entweder ... , oder ... - noch ... noch ...
  • nur - alleen
Zinnen veranderen niet als je ze met deze woorden aan elkaar plakt.

Slide 8 - Tekstslide

fahre - Ich - mit dem Bus - regnet - es - sehr heftig (want)

Slide 9 - Open vraag

Wir - einen Hund - haben - eine Katze - meine Mutter - will - haben. (maar)

Slide 10 - Open vraag

Voegwoorden tussen hoofd- en bijzin
  • dass   = dat
  • ob  = of
  • um =  om 
  • weil = omdat
  • damit = zodat/opdat
  • während = terwijl / tijdens
  • bevor = voordat
Zinnen veranderen wel als je ze met deze woorden aan elkaar plakt: werkwoorden achteraan

Slide 11 - Tekstslide

Voegwoorden tussen hoofd- en bijzin
  • seit = sinds
  • als = toen
  • wenn = als
  • falls = als
  • sobald = zodra
  • obwohl = hoewel
  • vraagwoorden, als: wie, wer, wann, wo ?
Zinnen veranderen wel als je ze met deze woorden aan elkaar plakt: werkwoorden achteraan

Slide 12 - Tekstslide

voordat
dat
nadat
of
hoewel
als
omdat
wanneer
wann
nachdem
bevor
ob
obwohl
dass
wenn
weil

Slide 13 - Sleepvraag

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Aandachtspunten:


Let op komma's 
→  komma's geven de scheidslijnen tussen verschillende hoofd- en bijzinnen aan. 

Let niet op de lengte van de zin
→ soms zijn bijzinnen (veel) langer dan de hoofdzin.
       "Hij zei, dat ..... bla bla bla bla lange bijzin bla bla bla bla." 

Slide 16 - Tekstslide

Welke bijzin heeft de juiste zinsvolgorde?
A
Ich denke, dass du hast Recht gehabt.
B
Ich denke, dass du Recht gehabt hast.

Slide 17 - Quizvraag

Welke bijzin heeft de juiste zinsvolgorde?
A
Ich hoffe, dass du im Mai kommen kannst.
B
Ich hoffe, dass du im Mai kannst kommen.

Slide 18 - Quizvraag

Welke bijzin heeft de juiste zinsvolgorde?
A
Weißt du, wo ich das kaufen kann?
B
Weißt du, wo ich das kann kaufen?

Slide 19 - Quizvraag

wir fahren nach österreich.
es gibt genug schnee zum skilaufen.

Slide 20 - Open vraag

er sagte es mir.
er war ins konzert gegangen.

Slide 21 - Open vraag

wir müssen gehen.
es ist schon spät

Slide 22 - Open vraag

wissen sie (=u) es vielleicht?
hat der bus verspätung?

Slide 23 - Open vraag

ich kann leider nicht kommen.
ich habe keine zeit.

Slide 24 - Open vraag

er war begeistert.
er hörte die gute nachricht.

Slide 25 - Open vraag

herr weber macht den abwasch.
frau weber liest die zeitung.

Slide 26 - Open vraag

ich habe keine ahnung.
wann wurde diese firma gegründet?

Slide 27 - Open vraag

hast du es gehört?
herr fuchs ist heute krankgeschrieben.

Slide 28 - Open vraag

du benimmst dich anständig.
du gehst hier weg.

Slide 29 - Open vraag

Succes!

Slide 30 - Tekstslide