D5 H2: Diagrammen en schema's

Welkom
Diagrammen en schema's
Domein 5: Omgaan met kwantitatieve informatie
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Welkom
Diagrammen en schema's
Domein 5: Omgaan met kwantitatieve informatie

Slide 1 - Tekstslide

SOORTEN DIAGRAMMEN

Slide 2 - Tekstslide

Lijngrafiek
Staafdiagram
Cirkeldiagram
Beeldgrafiek

Slide 3 - Sleepvraag

Cirkel-diagram
Staaf-
diagram
Lijn-
diagram
Steel-blad-
diagram

Slide 4 - Sleepvraag

BEELDDIAGRAM

Slide 5 - Tekstslide

Beelddiagram

Slide 6 - Tekstslide

In welk jaar is het aantal
medewerkers van de Hema
procentueel het minst
toegenomen ten opzichte van
het jaar ervoor?
A
2009
B
2010
C
2011
D
2012

Slide 7 - Quizvraag

STEELBLADDIAGRAM

Slide 8 - Tekstslide

Steelbladdiagram 
Input: 
11, 14, 21, 5, 14, 18, 20, 8 en 4.

tientallen en eenheden zijn gesplitst. 


Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

CIRKELDIAGRAM

Slide 11 - Tekstslide

Cirkeldiagram

Slide 12 - Tekstslide

Hoeveel mensen in de
beroepsbevolking van Brazilië
werken in de dienstensector?
A
73.759.000
B
74.500.000
C
74.970.000
D
75.970.000

Slide 13 - Quizvraag

STAAFDIAGRAM

Slide 14 - Tekstslide

Staafdiagram
  • In staafdiagrammen kan je hoeveelheden met elkaar vergelijken
  • De staven staan los van elkaar
  • Samengesteld staafdiagram en stapeldiagram

Slide 15 - Tekstslide

extra: het gestapelde staafdiagram

Slide 16 - Tekstslide

Waarom is hier een gestapeld diagram het meest voor
de hand liggend?

Slide 17 - Open vraag

2. Hoeveel minder studenten
komen met de auto dan
met de scooter?

timer
0:30
A
15
B
45
C
30
D
60

Slide 18 - Quizvraag

Welk staafdiagram hoort bij
de tabel?

timer
0:30
A
staafdiagram A
B
staafdiagram B
C
staafdiagram C
D
staafdiagram D

Slide 19 - Quizvraag

LIJNDIAGRAM

Slide 20 - Tekstslide

Rekenen met lijndiagrammen
Als je informatie uit een diagram afleest, 
moet je goed kijken hoe de assen zijn ingedeeld.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Zet de begrippen op de juiste plaats.
maximum
minimum
constant
dalen
stijgen

Slide 23 - Sleepvraag

Van welk tijdschrift steeg de
oplage tijdens de gehele
periode van 2008 - 2013
A
Elsevier
B
Vrij Nederland
C
De groene Amsterdammer

Slide 24 - Quizvraag

Hoe lang hebben ze gepauzeerd tijdens de reis?
A
3 uur
B
1 uur
C
8 uur
D
6 uur

Slide 25 - Quizvraag

VALKUILEN

Slide 26 - Tekstslide

Wat is hier de valkuil?

Slide 27 - Tekstslide

Scheurlijn 

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

heb je iets nieuws geleerd in deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Poll

Dit heb je geleerd:

  • welke soorten diagrammen zijn er
  • waar moet je op letten als je diagrammen leest?
  • hoe moet je rekenen met diagrammen?





Slide 31 - Tekstslide

Einde

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

Slide 34 - Video

Aflezen van een diagram
Als je een diagram wilt aflezen... 
  • moet je weten welke informatie er op de assen staat
  • moet je begrijpen hoe de assen zijn ingedeeld
  • bekijk je de legenda als die er is

Een legenda laat zien wat de kleuren en symbolen in een diagram betekenen.

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Verschillende staafdiagrammen

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Rekenen met cirkeldiagrammen...
Hoeveel procent van het totale verbruik wordt gebruikt voor toiletspoelen?*

Slide 39 - Tekstslide

Uitwerking
36:120x100= 30%

Slide 40 - Tekstslide

1. Hoeveel studenten deden mee aan
het onderzoek?
Wat moet je doen om bij je antwoord
te komen?

timer
0:30
A
de getallen op de verticale as optellen
B
de getallen boven de staven optellen

Slide 41 - Quizvraag

interpreteren van een staafdiagram
ontbrekende getallen
De hengelaar hengelt een vis op.
1. Wanneer waren er 475 leden?
2. Hoeveel leden waren er in 2008?                           675
3. Wanneer waren er voor het eerst meer dan 1000 leden?

Slide 42 - Tekstslide

Wat kun je in een lijndiagram niet aflezen?
A
daling
B
stijging
C
toekomst
D
maximum

Slide 43 - Quizvraag

de legenda
1. In welke 
maand werden
de minste 
ijsjes met 
1 bolletje 
verkocht? mei
2. Klopt dit: Van mei tot en met september werden er meer ijsjes met 3 bolletjes verkocht dan met 2 bolletjes. Nee, daarvoor zijn de verschillen in mei en juni te groot.

Slide 44 - Tekstslide